2HVb spelling na de vakantie 3 boekenpitch?

Welkom bij ww spelling
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij ww spelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

taalvoutje
zie jij de fout in de tekst hiernaast?

Slide 2 - Tekstslide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.

lesprogramma
  proeftoets nagekeken?!
vragen?
antwoorden op de laatste kijkvragen
boekenpitch



  



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  Lesdoel:
- je weet (weer) hoe het zit met ww spelling (enkele aspecten)
- je weet waar je aandacht naar toe moet gaan vóór de toets



  



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nakijken/lezen les
LessonUp klascode 2HVb: tfgbb

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

proeftoets
Heb je de proeftoets serieus gemaakt? wel of niet met spiekbrief (was opdracht via mail).
Heb je je werk kritisch nagekeken?
Wat ben je te weten gekomen? Zelfkennis

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vragen uit de klas?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

quiz

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ik koop een broodje'
A
Dit is een enkelvoudige zin
B
Dit is een samengestelde zin

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik koop een broodje, maar zij koopt een croissant'
A
Dit is een enkelvoudige zin
B
Dit is een samengestelde zin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil enkelvoudige - en samengestelde zin?
1. enkelvoudige zin = één persoonsvorm
2. samengestelde zin = meer dan één persoonsvorm

vb: 
1. Ik eet een appel
2. Ik eet een appel en zij eet een peer. Of: Ik eet een appel, zit aan de telefoon en schrijf een briefje.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer in je schrift een zin met de volgende werkwoorden
  1. haastten
  2. gebeurt
  3. hijgend

Tip: Bedenk eerst wat het hele werkwoord is, ga daarna de zin bedenken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijvoorbeeld
  1. haastten (= meervoud pv tt van haasten )
    Wij haastten ons gisteren naar het station om de laatste trein te halen.
  2. gebeurt (= enkelvoud  pv tt van gebeuren)
    Dat gebeurt mij nou iedere maandag! 
  3. hijgend (= onvoltooid deelwoord van hijgen)
    Hijgend loopt hij de trap op.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk voor morgen
maken oefentoets
oefenen in cambiumned.nl!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vijfde ronde boekenpitch

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bedankt voor vandaag, tot morgen!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

terugblik

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Herhaling) Hoeveel verschillende vormen kent de pv in de tegenwoordige tijd?
antwoord: drie
Welke zijn dat?
EV
MV
ik
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe spel je de pv in de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam. Soms kleine wijziging om daar de ik-vorm van te maken.
  3.             
EV
MV
ik
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de verschillende vormen  in de tegenwoordige tijd?
EV
MV
ik,
... jij
ik-vorm
wij
hele ww
jij
ik-vorm + t
jullie 
hele ww
hij/zij/het
ik-vorm + t
zij
hele ww

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je die verschillende vormen in de tegenwoordige tijd?
  1. Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
            Ik loop (=ik-vorm)   → ik-vorm
           Jij loopt / Loop jij?   → ik-vorm +t / ik-vorm
            Hij/zij/ het loopt      → ik-vorm +t
            Wij/jullie/zij lopen  → hele werkwoord                

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord?
  • voltooid = wanneer iets is afgerond, het is gebeurd of gedaan
  • het is herkenbaar doordat het voorafgegaan is of wordt gevolgd door een hulpwerkwoord; hebben, zijn, of worden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je een voltooid deelwoord (vd)
  • schrijf het zoals je het hoort, zo eenvoudig mogelijk
  •  gebruik de verlengproef om te weten of de laatste letter een t of d moet zijn
  • vorm: ge + ik-vorm + t/d
  • Twijfel tussen d of t? Gebruik 't ex-kofschip 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
  • scheidbare ww krijgen bij het VD -ge ín het woord.
    Vb: Moet ww spelling volgens jou worden afgeschaft?
  • sommige samengestelde ww zijn niet scheidbaar, het vd krijgt dan ge- ervóór. 
    Vb: Op dit terrein heb ik vroeger gehandbald.
  • werkwoorden die al beginnen met ge-, be-, ver-, ont- en er- krijgen geen extra voorvoegsel.
    Vb: De koploper heeft zijn voorsprong vergroot.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sterke en zwakke werkwoorden
wat is het verschil?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in de verleden tijd zwakke ww
EV
mv
ik -vorm + te / de
ik -vorm + ten / den

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zien de verschillende vormen van de pv in de verleden tijd eruit?
antwoord: twee verschillende vormen (of vier, het is maar hoe je kijkt)
Welke zijn dat?
EV
MV
ik
ik-vorm + te/de
wij
ik-vorm + ten/den
jij
ik-vorm + te/de
jullie 
ik-vorm + ten/den
hij/zij/het
ik-vorm + te/de
zij
ik-vorm + ten/den

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je of je een -te(n) of -de(n) moet schrijven?
gebruik: 't ex Kofschip.

ww minus -en = stam
laatste letter van de stam in 't ex kofschip? 
>> Dan schrijf je de vt met een t
laatste letter van de stam NIET in 't ex kofschip? 
>> Dan schrijf je de vt met een d

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lachen - lach              
                                 de H staat in 't ex-kofschip

lach+ te - hij lachte/ wij lachten
                            
Staat de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op !

Het is nu belangrijk om eerst naar de stam  te kijken


  1. hele werkwoord verhuizen -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

korte uitleg
Engelse werkwoorden

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
Werkwoorden die uit het Engels komen, vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse (zwakke) werkwoorden;

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • sommige ww behouden -e in de stam, vanwege uitspraak. Vb: gamen> ik game deleten>ik delete
  • ww met lange -o verliezen -e in de stam, krijgen een -o erbij.
    Vb: bingoën>hij bingoot, scoren>ik scoor)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft. Vernederlandst? Dan enkel.
paintballen- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd

grillen- ik gril- hij grilt- hij grilde- hij heeft gegrild
stressen - ik stres - hij strest - hij streste - hij is gestrest

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
  • soms zijn er twee vormen van de verleden tijd mogelijk, omdat er twee uitspraakmogelijkheden zijn van de infinitief (vb: leasen>ik leasede/leasete, golfen>ik golfde/golfte

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk
je kijkt voor vrijdag een tweede filmpje over ww als bijvoeglijk naamwoord.
Je noteert in je schrift:
Wat is een bn?
Welke 5 schrijfregels zijn er?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk I
je kijkt voor of op vrijdag een filmpje over ww als bijwoord.
Je noteert in je schrift:
Wat is een bijwoord?
wat is de schrijfregel?
Welke 6 spellingsregels zijn er voor gebruik van een ww ?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies

maakwerk II
je kijkt voor of op vrijdag een filmpje over enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.
Je noteert in je schrift:
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige zin en een samengestelde zin?

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies