Maandag 20 september 1.2 Bronnen
1 / 20
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een historicus?
A
Iemand die opgravingen doet.
B
Iemand die moordzaken oplost.
C
Iemand die de geschiedenis bestudeert.
D
Iemand die de toekomst kan voorspellen.
Slide 2 - Quizvraag
Waarom is je eigen geschiedenis belangrijk?
A
Omdat je daarmee je toekomst kunt voorspellen.
B
Omdat je wilt weten wie je bent en waar je bij hoort.
C
Omdat het terugkomt in de opdrachten uit het boek.
D
Omdat iedereen hetzelfde is en je daarover moet leren.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de juiste betekenis van het begrip Prehistorie?
A
De tijd dat mensen konden schrijven.
B
Geschiedenis tijdvak 1.
C
De tijd dat dinosauriërs over de wereld heersten.
D
De tijd dat mensen nog niet konden schrijven.
Slide 4 - Quizvraag
Noem een reden waarom je les krijg in geschiedenis. Vul steeds 1 reden in.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Noem voorbeelden van bronnen
Slide 12 - Woordweb
Wat is ook alweer een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.
Slide 13 - Quizvraag
Noem voorbeelden van directe bronnen.
Slide 14 - Open vraag
Wat is een indirecte bron?
A
Ontstaansgeschiedenis
B
Informatie die in de tijd zelf is gemaakt / geschreven.
C
Een dagboek van Anne Frank.
D
Informatie die door iemand is opgeschreven die later leefde.
Slide 15 - Quizvraag
Noem voorbeelden van indirecte bronnen.
Slide 16 - Open vraag
Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
