3 hV meningen en argumenten

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Een mening

Een mening is wat een persoon van iets vindt.
Meningen verschillen vaak. 

De één vindt sushi lekker, de ander vindt dat niet. 
Andere woorden voor mening zijn: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.

Slide 2 - Tekstslide

ARGUMENT

Reden: waarom je iets vindt



Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen:


   - Ik vind dit zo, omdat……….
   - Ik vind dit ,want……..

 (want en omdat zijn signaalwoorden) 

Slide 3 - Tekstslide

Een argument
  • Argumenten gebruik je om je mening te onderbouwen.
  • Kortom: Wat zijn jouw redenen om de mening te vormen die je hebt. 
  • Een argument herken je vaak aan de signaalwoorden: omdat, want , immers en namelijk.

Slide 4 - Tekstslide

FEITELIJKE UITSPRAAK

- Uitspraak over iets wat waar of onwaar is


Controleerbaar

Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is

Slide 5 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quizvraag


A
mening omdat het beter is voor het milieu
B
mening ik vind het belangrijk om kleding tweedehands te kopen

Slide 9 - Quizvraag


A
mening je regenjas meenemen
B
mening het regent

Slide 10 - Quizvraag


A
argument= je moet goed leren
B
argument = je krijgt morgen een toets

Slide 11 - Quizvraag


A
argument stilzitten is ongezond
B
argument Bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.

Slide 12 - Quizvraag

We lezen de tekst op blz. 56
Daarna aan de slag met opdracht 1, 2 en 3.

Slide 13 - Tekstslide