M8 H3 Conjunctuurpolitiek

H2 Begrotingsbeleid
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2 Begrotingsbeleid

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken volgen online les
  • De Meet link staat in Classroom
  • Ik voeg de presentaties toe aan Classroom (lesmateriaal)
  • Je volgt de les aan een tafel of bureau, met je camera aan
  • Je hebt de microfoon uit (tot je gevraagd wordt te reageren)
  • Je stelt vragen via de chat

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen, je kunt:
  • uitleggen hoe de overheid met economisch beleid de conjunctuurgolf kan afvlakken
  • uitleggen hoe de conjunctuurgolf automatisch ook al wordt afgevlakt

Slide 3 - Tekstslide

Programma




LessonUp: jullie ideeën en uitleg conjunctuurpolitiek
Afsluiting: wat heb je geleerd?

Slide 4 - Tekstslide

Schommelingen in de economie, in productie en dus in inkomen. Goede tijden, hoogconjunctuur en slechte tijden, laagconjunctuur.
Wat is de 'conjunctuurbeweging' (of conjunctuurgolf) in jouw woorden?

Slide 5 - Woordweb

Wanneer het slecht gaat: werkloosheid, bevolking heeft minder inkomen, productiecapaciteit van bedrijven wordt niet gebruikt (bedrijven hebben wel kosten gemaakt), financieringstekort overheid => grotere staatsschuld
Welke nadelen kan je bedenken van schommelingen in de economie?

Slide 6 - Woordweb

Vraag en dus productie stimuleren door zelf bestedingen te doen (wegen aanleggen óf beter verduurzaming?). 
En daarvoor sparen / leningen aflossen in goede tijden.
Hoe zou de overheid de nadelen van laagconjunctuur kunnen beperken?

Slide 7 - Woordweb

Afvlakken van conjunctuurgolf.
'Flatten the curves' waar kennen we dat van?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Conjunctuurpolitiek
  • Economisch beleid om de conjunctuurgolf af te vlakken en de nadelige gevolgen te beperken:
  • Vraagstimulering (bv. door overheidsbestedingen)
  • Internationale concurrentiepositie verbeteren => Nederlandse bedrijven goed kunnen concurreren met buitenlandse bedrijven (meer bestedingen uit buitenland)

Slide 11 - Tekstslide

Nederlandse producten goedkoper maken => lagere lonen, verhogen arbeidsproductiviteit, inflatie laag houden (hoge prijzen voorkomen, ECB)
Wat kan overheid doen om vraag uit het buitenland te stimuleren?

Slide 12 - Woordweb

Goede concurrentiepositie
  • Loonmatiging: lonen laag houden via afspraken werkgevers- en werknemersorganisaties of lage werkgeverslasten arbeid
  • Arbeidsproductiviteit verhogen: meer productie bij dezelfde kosten. Overheid: scholing stimuleren.
  • Inflatie beperken: zorgen dat Nederland niet te duur wordt. Taak ECB, overheid helpt door lonen laag te houden.

Slide 13 - Tekstslide

Automatische stabilisatoren
  • Manieren waarop de golf automatisch wordt afgevlakt:
  • Sociale uitkeringen, doordat mensen toch inkomen krijgen, blijft hun vraag naar producten bestaan.
  • Progressieve belastingen, bij hoog inkomen (goede tijden) betaal je relatief meer belasting => minder besteden, bij laag inkomen (slechte tijden) relatief minder => dus meer te besteden. Vlakt de conjunctuurgolf automatisch af.

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen, je kunt:
  • uitleggen hoe de overheid met economisch beleid de conjunctuurgolf kan afvlakken
  • uitleggen hoe de conjunctuurgolf automatisch ook al wordt afgevlakt

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je onthouden?

Slide 16 - Tekstslide

Waarom wil overheid
conjunctuurgolf afvlakken?

Slide 17 - Open vraag

Hoe kan overheid
conjunctuurgolf afvlakken?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn (en hoe werken) automatische stabilisatoren?

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk



Bestuderen § 3.1 en 3.2 en maken opdracht 1 t/m 5


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Bespreek systematisch de uitkomst van de opdracht en de manier waarop een lerende of groepje deze opdracht heeft aangepakt. Projecteer of teken de conjunctuurgolf. Vraag een groepje om een uitspraak (naar keuze) te plaatsen. Laat andere groepjes reageren. 
• Waar heb je uitspraak (x) neergezet?
• Welke argumenten kun je daarvoor aandragen?
• Zijn dit de enige argumenten, of kun je er nog een aantal verzinnen? Zo ja, welke?
• Welke argumenten zijn doorslaggevend voor je beslissing? Waarom?
• Is het logisch dat je deze beslissing neemt of was er een andere plaats denkbaar? Zo ja, welke?

Slide 24 - Tekstslide