Facilitaire werkzaamheden

1 / 40
volgende
Slide 1: Video
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Hoeveel bacteriën kunnen er na 24 uur in een vaatdoekje zitten
A
10.000
B
20.000
C
100.000
D
Nog veel meer, miljarden!

Slide 2 - Quizvraag

Welkom bij de les facilitaire werkzaamheden uitvoeren
Aan het einde van de les weet je meer over:
  • Professioneel schoonmaken;
  • hoe je moet schoonmaken;
  • hoe vaak je moet schoonmaken;
  • vuil;
  • planning;
  • etiketten;
  • milieu bewust werken;
  • ergonomisch werken;.

Slide 3 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Thuis schoonmaken:
Wie?
Waarom?
Hoe vaak?
Jouw kamer?
schoonmaakmiddelen?
professioneel schoonmaken?

Slide 4 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Professioneel schoonmaken
  • goede planning;
  • hygiëne eisen, moet je opvolgen;
  • juiste schoonmaakmethoden gebruiken;
  • juiste materialen gebruiken;
  • juiste methodieken gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Professioneel schoonmaken
Schoonmaakmaterialen:

Emmers.
Doekjes.
Schrobber.
Trekker.
Zeem.
Dweil.
Toiletborstel.
Veger/bezem.
Stofzuiger.
Mop

Slide 7 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Professioneel schoonmaken
Dagelijkse werkzaamheden:
Wekelijkse werkzaamheden:
Periodieke werkzaamheden:

Slide 8 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Professioneel schoonmaken
Schoonmaakplan
= een goede planning waardoor je efficiënt (doelgericht) gaat werken.
In een schoonmaakplan staan de volgende onderdelen:
  • Wat je moet schoonmaken.
  • Wanneer je moet schoonmaken.
  • Hoe je moet schoonmaken.
  • Wie er moet schoonmaken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Basisregels schoonmaak
1. Werk van boven naar beneden
2. Werk van buiten naar binnen
3. Werk van schoon naar vuil

Slide 11 - Tekstslide

Waarom maak je eigenlijk schoon?
A
Vanwege de bacteriën, alles moet thuis smetschoonzijn
B
Om Astma te voorkomen
C
Hygiëne, veiligheid, en sociaal
D
Prettige sfeer, hygiëne, onderhoud en veiligheid

Slide 12 - Quizvraag

Werk je bij alle schoonmaakklussen van boven naar beneden?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer pas je deze 3 schoonmaakregels toe?
A
Alleen bij het schoonmaken van de wc
B
Bij alle schoonmaakklussen
C
Alleen wanneer je dat wil
D
Alleen bij het schoonmaken van vloeren

Slide 14 - Quizvraag

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Schoonmaakmiddelen
Let bij het gebruik van schoonmaakmiddelen op:
  • Lees het etiket.
  • Volg de gebruiksaanwijzing en de voorzorgsmaatregelen.
  • Doe altijd de dop op de fles. Ook tijdens het gebruik.
  • Plaats en bewaar schoonmaakmiddelen buiten het bereik van kinderen.
  • Zorg voor een juiste dosering. Gebruik niet te veel.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Welke informatie lees je
op het etiket van het
schoonmaakmiddel?

Slide 17 - Open vraag

Waarom doe je de emmer
niet helemaal vol?

Slide 18 - Open vraag

Waarom doe je eerst water
in de emmer en dan pas
het schoonmaakmiddel?
A
Dan gaat het water lekker schuimen
B
Dan gaat het water niet schuimen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe weet je hoeveel schoonmaakmiddel je moet gebruiken?
A
Dat staat op het etiket van het schoonmaakmiddel
B
Dat kun je gokken
C
Dat staat op de emmer
D
Dat weet je niet

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Waarom pas je deze
wringtechniek toe?

Slide 22 - Open vraag

Waarom vouw je het
werkdoekje netjes op
voor je gaat schoonmaken?
A
Zo moet je het vaker uitspoelen
B
Dat hoeft niet
C
Zo kun je meer schoonmaken voordat je het doekje moet uitspoelen
D
Zo hoef je het doekje niet meer uit te spoelen

Slide 23 - Quizvraag

Waarom gebruik je verschillende kleuren voor de verschillende schoonmaakklussen?

Slide 24 - Open vraag

Welke schoonmaakregels heb je de vrouw uit het filmpje zien toepassen?

Slide 25 - Open vraag

Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je de wc pot gaat schoonmaken?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Welke kleur emmer en doekje gebruik je als je de vieze keuken gaat schoonmaken?
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Etiketten
Schoonmaakmiddelen kunnen gevaarlijke stoffen bevatten. Op het etiket wordt via pictogrammen de gevaren van een schoonmaakmiddel aangegeven.

Pictogram= Een afbeelding die snel iets duidelijk maakt.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welke symbolen zijn weergegeven
A
Toepassingsgebieden
B
Gevarensymbolen
C
Niet mengen!
D
Pictogrammen

Slide 30 - Quizvraag

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Professioneel schoonmaken
schoonmaakmiddelen

  1. Reinigingsmiddelen= Een middel om het zichtbare vuil te verwijderen.
    Gebruiken voor alle oppervlakten en materialen.
    Voorbeeld: allesreiniger
  2. Desinfecteermiddelen= Een middel waarmee je onzichtbare vuil verwijdert. Het doodt micro-organismen (bacterien en schimmels)
    Voorbeeld: chloor

Slide 31 - Tekstslide

Fles nummer 1 is een voorbeeld van
A
Een oplosmiddel
B
Een onderhoudsmiddel
C
Een desinfecteermiddel
D
Een vetoplosser

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Leuk weetje .......
Gemeente Putten
6,7 H =
Zacht water

Slide 34 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Ontkalken is het verwijderen van kalkaanslag op bijvoorbeeld aparaten of verwarmingselementen.


Slide 35 - Tekstslide

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Het Milieu
Biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen:
  • Ossengalzeep (verwijdert vlekken)
  • soda (vervanger van chloor)
  • groene zeep (allesreiniger en vlekverwijderaar)
  • schoonmaakazijn ( ontkalker, ramen wassen, vloeren)

Slide 36 - Tekstslide


Beide schoonmaakmiddelen zijn tegen kalk. 
Wat is waar?
fles 1
fles 2
A
Fles 1 is natuurlijk
B
Fles 2 is natuurlijk
C
Fles 1 is synthetisch en fles 2 is op natuurlijke basis
D
Fles 2 is synthetisch en fles 1 is op natuurlijke basis

Slide 37 - Quizvraag

schoonmaak en onderhoudswerkzaamheden
Ergonomie
Ergonomie = verstandig omgaan met je lichaam, letten op een goede houding

Slide 38 - Tekstslide

Op welke manier maak je laag bij de grond schoon?
A
B

Slide 39 - Quizvraag

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 40 - Open vraag