Je krijgt een blaadje en levert die bij mij in.
1. Leg uit wat het verschil is tussen de vervoegingen gelooft en geloofd.
2. Hij (bekritiseren) mij altijd, daarom heb ik hem (waarschuwen).
3. Ik vind het leuk om te schilderen, maar hij vind het leuker om te gamen. Juist of onjuist?
4. Het is wel eens (gebeuren) dat ik me (verslapen). Dat (gebeuren) me tegenwoordig nooit meer.
5. Christendom / christendom
6. Meneer A. van Slooten / Meneer A. Van Slooten
7. driehonderd / drie honderd
8. vijf miljoen / vijfmiljoen