5H - Les 6 _ H8.1 - Basen in water

Zuren en Basen
§9.1 - Basen in water

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zuren en Basen
§9.1 - Basen in water

Slide 1 - Tekstslide

§8.1 - Zuren, Basen, pH
  • Zuur - neutraal - basisch
  • Zuurgraad -> meten met pH 

Slide 2 - Tekstslide

De pH-waarde van een base is
A
kleiner dan 7
B
gelijk aan 7
C
groter dan 7

Slide 3 - Quizvraag

§9.1 - Basen in water
Eigenschappen op macroniveau:
  • Beïnvloeden de kleur van zuur-base-indicatoren
  • Geleiden elektrische stroom
  • Hebben een pH-waarde die groter is dan 7


Slide 4 - Tekstslide

§8.1 - Basen in water
  • Eigenschappen op microniveau:

  • Basen kunnen H+ deeltje opnemen
  • Basisch oplossing bevatten OH-

  • Sterke basen
  • Zwakke basen
  • => BiNaS T.49

§7.2 - Zuren in water
  • Eigenschappen op microniveau:

  • Zuren kunnen H+ deeltje afstaan
  • Zure oplossing bevatten H+

  • Sterke zuren
  • Zwakke zuren
  • => BiNaS T.49



Slide 5 - Tekstslide

§8.1 - Basen in water

  • Sterke basen:

  • Rechtsonder BiNaS T.49
  • => 5 sterke basen

  • Bijv.:
  • NaOH -> Bevat OH-
  • Na2O -> Bevat O2-




  • Zwakke basen:

  • Alles boven de 5 sterke basen


  • Bijv.:
  • CN
  • NH
  • CO32-



Slide 6 - Tekstslide

§8.2 - Formules van Basen
  • Basen in water:
  • Zouten:
  • (Ionen)


  • Moleculaire stoffen:

  • Leer de formules op het blad, zowel van de zuren als basen
NaOHNa++OH
NH3+H2ONH4++OH
Na2O+H2O2OH(aq)+2Na+(aq)
CN+H2OHCN+OH

Slide 7 - Tekstslide

Een base is meestal een ...
A
moleculaire stof
B
zout (ion)
C
metaal

Slide 8 - Quizvraag

Geef de oplosvergelijking van bariumhydroxide

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Natronloog is:
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Sleep bij elkaar
Natronloog
Barietwater
Kalkwater
Kaliloog
Zoutzuur
Na+ + OH-
Ba2++ 2OH-
K+ + OH-
Ca2+ + 2OH-
H+ + Cl-

Slide 12 - Sleepvraag



Calciumhydroxide (Ca(OH)2) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 13 - Quizvraag



Het cyanide ion (CN-) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 14 - Quizvraag



Ammoniak (NH3) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 15 - Quizvraag



Het ammonium-ion (NH4+) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 16 - Quizvraag

In tabel 49 hoort bij een zwak zuur een geconjungeerde base die:
A
sterk is
B
zwak is
C
geen base is

Slide 17 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een zwakke base en het bijbehorende geconjugeerd zuur

Slide 18 - Open vraag

In tabel 49 hoort bij een sterke base een geconjugeerd zuur dat:
A
zwak is
B
sterk is
C
geen zuur is

Slide 19 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een sterke base en het bijbehorende geconjugeerd zuur

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag 

  • Doorlezen §9.1  t/m  §9.2
  • Maken:
       H9 => opdr. 2, 6, 8, 11 en 16



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk

Slide 21 - Tekstslide