H3 Ww gez. en lv tl/h

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

vaste vergelijkingen
Je leert het lijdend voorwerp van een zin vinden
filmpje bekijken
slides
Nederlands 
Maak opdracht 1 t/m 5
Hoe ging het? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Lijdend voorwerp vinden:
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Stel de vraag Wat (soms: Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.




Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts).

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:
– Deze maand / heeft / Daniël / zakgeldverhoging / gekregen.
1. ow: Daniël – wg: heeft gekregen
2. Vraag: Wat heeft Daniël gekregen?

Antwoord: zakgeldverhoging; dus: lv = zakgeldverhoging

Slide 5 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 
ow
wwgez

Slide 6 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 
ow
wwgez

Slide 7 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 8 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 9 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 10 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 11 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 12 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 13 - Open vraag

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 
ow
wwgez

Slide 14 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bibelot draagt meestal een ring.

Slide 15 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 16 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De visser heeft een karper gevangen.

Slide 17 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 18 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Kirsten neemt Maja mee naar het zwembad.

Slide 19 - Open vraag

START


- je weet hoe je het lijdend voorwerp van een zin kunt vinden

- eerder leerde je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van een zin vinden


taalverzorging

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag:
Maak opdracht: 1 t/m 5

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide