4 Latijn oefenen ab abs

Algemene vragen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Algemene vragen

Slide 1 - Tekstslide

Een ablativus absolutus MOET een naamwoord in de ablativus hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Een ablativus absolutus MOET een participium hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Op welke manier vertaal je een ablativus absolutus?

Slide 4 - Open vraag

Oefenzinnen

Slide 5 - Tekstslide

"Igne facto miles in terra consedit."
Welk woord is de persoonsvorm?

Slide 6 - Open vraag

"Igne facto miles in terra consedit."
Welke naamval heeft miles?
A
nom.ev.
B
gen.ev.
C
dat.ev.
D
acc.ev.

Slide 7 - Quizvraag

"Igne facto miles in terra consedit."
Wat is de ablativus absolutus?
A
igne facto
B
facto miles
C
facto terra
D
in terra consedit

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal nu de zin
Igne facto miles in terra consedit.

ignis = vuur
facere = maken
miles = soldaat 
terra = grond
consedi =pf van consido, gaan zitten 

Slide 9 - Tekstslide

"classe profecta dux signum dedit."
Wat is de persoonsvorm?
A
classe
B
profecta
C
signum
D
dedit

Slide 10 - Quizvraag

Dedit is...
A
1e ev praes
B
3e ev praes
C
1e ev pf
D
3e ev pf

Slide 11 - Quizvraag

"classe profecta dux signum dedit."
Wat is de ablativus absolutus?

Slide 12 - Open vraag

Vertaal nu de zin
"classe profecta dux signum dedit."

Classis, - is = vloot
proficiscor, profectus sum = vertrekken
dux = leider
signum = teken 
dare = geven 

Slide 13 - Tekstslide

"Leone appropinquante servus non se movit" - wat is de persoonsvorm?

Slide 14 - Open vraag

"Leone appropinquante servus non se movit" - wat is de ab.abs?

Slide 15 - Open vraag

appropinquante is een...
A
Persoonsvorm
B
PPA
C
PPP
D
Iets anders

Slide 16 - Quizvraag

"Leone appropinquante servus non se movit"
Kun je vertalen als: 

Toen de leeuw naderde, bewoog de slaaf zich niet. 

Slide 17 - Tekstslide

Welk voegwoord zou je hier kunnen gebruiken in plaats van toen?
A
omdat
B
hoewel
C
nadat

Slide 18 - Quizvraag