In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
oefenvragen blijvend omvormen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een contra-indicatie voor blijvend omvormen?
A
droge roos
B
psoriasis
C
schilfers in het haar
Slide 2 - Quizvraag
Wat geldt voor de onderstaande stellingen?
I: Bij rond haar dringt de permanentvloeistof NIET overal even diep in het haar.
II: Bij bandhaar dringt de permanentvloeistof NIET overal even diep in het haar.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn beiden juist.
Slide 3 - Quizvraag
Waarom is het belangrijk om in de nek te beginnen met het aanbrengen van stabilisatievloeistof?
A
Zodat de zuurstofdeeltjes zich niet te snel ontwikkelen.
B
Zodat het duidelijk is welke haarpartijen nog gestabiliseerd moeten worden.
C
Zodat het water wat ontstaat bij het aanbrengen niet in de rest van het haar terecht komt.
Slide 4 - Quizvraag
Wat geldt voor de onderstaande stellingen?
I: Bij ovaal haar dringt de permanentvloeistof NIET overal even diep in het haar.
II: Bij bandhaar dringt de permanentvloeistof NIET overal even diep in het haar.
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn beiden juist
Slide 5 - Quizvraag
Welk type haar is het moeilijkst om blijvend om te vormen?
A
band haar
B
ovaal haar
C
rond haar
Slide 6 - Quizvraag
Welk bestanddeel van permanentvloeistof opent de haarschubben?
A
ammoniak
B
thioglycolzuur
C
emulgator
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de functie van een voorbehandelingsproduct? Het zorgt ervoor dat …
A
de vezellaag van het haar zich beter opent.
B
de waterstofbruggen gelijkmatig worden verbroken.
C
een beschermende laag om het haar wordt gevormd
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de invloed van een nabehandelingsproduct op het haar?
A
Het haar is makkelijk door te kammen.
B
De veerkracht van het haar verbetert
C
Het haar wordt extra beschermd.
Slide 9 - Quizvraag
Welke bewering over de pH-waarde is JUIST?
A
Na een blijvende omvorming heeft het haar een neutrale pH-waarde.
B
Permanentvloeistof stabiliseert de pH-waarde van het haar.
C
Stabilisatievloeistof verlaagt de pH-waarde van het haar.
Slide 10 - Quizvraag
Waarom wordt het haar voor de blijvende omvorming gewassen met een alkalische shampoo? De shampoo …
A
maakt de vezellaag zachter zodat de permanentvloeistof meer zwavelbruggen kan verbreken.
B
maakt het haar week zodat de permanentvloeistof beter in het haar kan dringen.
C
verweekt de zwavelbruggen zodat de permanentvloeistof het haar minder belast.
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke scheikundige reactie geeft thioglycolzuur waterstofatomen af?
A
fixatie
B
oxidatie
C
reductie
Slide 12 - Quizvraag
Welk bestanddeel in de permanentvloeistof zorgt voor een goede vermenging van de bestanddelen?
A
emulgatoren
B
haarbevochtigingsstoffen
C
thioglycolzuur
Slide 13 - Quizvraag
Welke invloed hebben de basen in stabilisatievloeistof op het haar?
A
Ze sluiten de haarschubben.
B
Ze verweken de zoutbruggen.
C
Ze herstellen de zwavelbruggen
Slide 14 - Quizvraag
Welk type haar is het moeilijkst om blijvend om te vormen?
A
bandhaar
B
ovaal haar
C
rond haar
Slide 15 - Quizvraag
Welke bruggen worden verbroken door permanentvloeistof?
A
waterstofbruggen
B
zoutbruggen
C
zwavelbruggen
Slide 16 - Quizvraag
Welk karakter heeft de ammoniak in permanentvloeistof?
A
basisch
B
neutraal
C
zuur
Slide 17 - Quizvraag
Terwijl de stabilisatievloeistof inwerkt, zie je dat hoofdhuid van de klant rood kleurt. Wat kan hiervan de oorzaak zijn?
A
De permanentvloeistof is niet goed uitgespoeld.
B
De posetijd voor de stabilisatievloeistof is verstreken.
C
Het haar was niet droog genoeg toen de stabilisatievloeistof werd aangebracht.
Slide 18 - Quizvraag
Bij welk type haar is het belangrijk om het haar eerst voor te behandelen?
A
droog haar
B
poreus haar
C
vet haar
Slide 19 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist? I Een voorbehandelingsproduct versterkt de werking van de permanentvloeistof. II Een voorbehandelingsproduct beschermt het haar tijdens het blijvend omvormen.
A
Alleen I is juist.
B
Alleen II is juist.
C
I en II zijn juist.
Slide 20 - Quizvraag
Welk technisch aspect van het haar bepaalt onder andere de sterkte van de permanentvloeistof?
A
haardikte
B
haarvorm
C
krulsterkte
Slide 21 - Quizvraag
Welk bestanddeel laat de permanentvloeistof beter in het haar doordringen?
A
thioglycolzuur
B
emulgator
C
haarbevochtigingsstoffen
Slide 22 - Quizvraag
Welk bestanddeel van permanentvloeistof geeft waterstofatomen af aan het haar?
A
ammoniak
B
emulgator
C
thioglycolzuur
Slide 23 - Quizvraag
Welk karakter heeft een stof met een pH-waarde van 7?
A
basisch
B
neutraal
C
zuur
Slide 24 - Quizvraag
Bij welk haartype trekt de permanentvloeistof het SNELST in het haar?
A
dik haar
B
fijn haar
C
normaal haar
Slide 25 - Quizvraag
Welke permanentvloeistof geeft het BESTE resultaat bij dik haar?
A
milde vloeistof
B
normale vloeistof
C
sterke vloeistof
Slide 26 - Quizvraag
Wat bepaalt of een stof zuur of basisch is? De hoeveelheid …
A
waterstofatomen
B
zouten
C
zuurstofatomen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de oorzaak van dof haar na een blijvende omvorming?
A
De permanentvloeistof heeft te lang in het haar gezeten.
B
. De permanentvloeistof was te sterk.
C
De stabilisatievloeistof is niet goed uit het haar gespoeld.