Open vragenWie - Wat - Waar - Wanneer - Hoe - (Geen Waarom)
Een gesloten vraag begint met een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden als: willen, helpen, lopen, rijden, doen, eten etc.
De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Keuzevraag (gesloten)
De beantwoorder kan kiezen uit twee antwoorden