1. Bijzinnen staan los in de tekst, terwijl ze zinsdeel in een zin (moeten) zijn.
Op het schoolkamp sneden de leerlingen de ham, de uien en de paprika's, terwijl hun docent in de pannen de macaroni kookte.
Op het schoolkamp sneden de leerlingen de ham, de uien en de paprika's. Op dat moment kookte hun docent in de pannen de macaroni.