KWT M&M 1.1 en 1.2 economie

ECONOMIE

HOOFDSTUK 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ECONOMIE

HOOFDSTUK 1

Slide 1 - Tekstslide

Basisbehoeften
Dingen die iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven

Slide 2 - Tekstslide

Voedsel
Ieder persoon eten en drinken nodig om te kunnen leven.

Slide 3 - Tekstslide

Huisvesting
Dak boven je hoofd
Stromend water
Water
Verwarming

Slide 4 - Tekstslide

Onderwijs

Slide 5 - Tekstslide

Gezondheidszorg

Slide 6 - Tekstslide

Basisbehoeften
"Noodzakelijk"

  • Eten
  • Drinken
  • Kleding
  • Dak boven je hoofd
  • Medische zorg
Overige behoeften
"Leven aangenamer maken"

  • Uit eten
  • Wijn, Bier en Champagne
  • Dure merkkleding
  • Vakantiehuisje
  • Plastische chirurgie

Slide 7 - Tekstslide

Hoe kun je in de behoeften voorzien?
Goederen zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken en kunt kopen/verkopen.

Diensten zijn niet-tastbare producten. Zo levert een fietsenmaker een dienst als hij jouw kapotte fiets repareert.

Slide 8 - Tekstslide

Goederen
Goederen 
- Verbruiksgoederen verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op. Bijv. een broodje of flesje water.

- Gebruiksgoederen gaan langer mee. Bijv. een game of laptop, die gebruik je vaker.


Slide 9 - Tekstslide

Rekenen binnen de economie: een aantal regels

- Een geldbedrag schijf je altijd met 2 decimalen (2 cijfers achter de komma) en met het € ervoor. Zo nodig rond je ook af op twee cijfers.
bijv. twee euro vijftig = € 2,50

- Bij duizendtallen noteer je een punt 
(niet in de rekenmachine!)
bijv. drie duizend euro = € 3.000,-

Slide 10 - Tekstslide

EVEN OEFENEN

Slide 11 - Tekstslide

Gemiddelde

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen..

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het gemiddelde?

Slide 15 - Open vraag

15 - 78 - 12
Bereken het gemiddelde!

Slide 16 - Open vraag

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 17 - Tekstslide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 18 - Tekstslide

verschil in behoeften
- smaak
- geslacht
- leeftijd
- budget - Het geld 
wat je kunt uitgeven

Slide 19 - Tekstslide

invloed op je koopgedrag
- Sociale invloed; familie, vrienden
- commerciële invloed; bedrijven, winkeliers, fabrikanten door middel van reclames

Slide 20 - Tekstslide

Je krijgt € 30,-- korting op een jas van € 150,--. Hoeveel procent korting is dat?

Slide 21 - Open vraag