Hij heeft ons verhaal verdraaid. (niet geverdraaid)
Hij is de politie ontglipt. (niet geontglipt)
Hij heeft alles geloofd. (niet gegeloofd)
Dit noemen we regelmatige werkwoorden.
Slide 18 - Tekstslide
tt of vd?
Doordat deze vd het voorvoegsel ge- missen, lijken de tt en het vd dus heel veel op elkaar:
1. Zoiets gebeurt vaak.
2. Zoiets is vaak gebeurd.
Zin 2 bevat een hww en dus is het een vd)
Slide 19 - Tekstslide
Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van
mijn neefje Noah gevierd.
Slide 20 - Open vraag
Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'
Slide 21 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin? De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.
A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen
Slide 22 - Quizvraag
bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden (bn) zeggen iets over een zelfstandig naamwoord:
1 het mooie huis
2 het vlotte meisje
Slide 23 - Tekstslide
vd als bn
1. de geschrobde vloer
2. een gemiste kans
3.het gebraden haantje
4. het geredde kind
Je schrijft het bijvoeglijke naamwoorden altijd zo kort mogelijk!
Altijd maar één -d, -t of -en.
Slide 24 - Tekstslide
De uitgang bepalen
gezaagd
bezocht
ontvangen
Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?
Slide 25 - Tekstslide
Weet je het nog?
Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.
Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.
Slide 26 - Tekstslide
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen
Slide 27 - Sleepvraag
De uitgang bepalen
Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar: