Samenvatting toets

Toelichting
Deze LessonUp leidt je door de paragrafen heen die getoetst worden: 1.3, 2.3, 3.3 en 3.4.

Het is geen vervanging van de leerstof in het boek en geen vervanging van de oefeningen die je als huiswerk hebt gemaakt. Het is een hulpmiddel.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toelichting
Deze LessonUp leidt je door de paragrafen heen die getoetst worden: 1.3, 2.3, 3.3 en 3.4.

Het is geen vervanging van de leerstof in het boek en geen vervanging van de oefeningen die je als huiswerk hebt gemaakt. Het is een hulpmiddel.

Slide 1 - Tekstslide

1.3 leerdoelen
  • Wat is een artikel?
  • Benoem onderwerp / hoofdgedachte
  • Opbouw alinea
  • Functies inleiding en slot
  • Herkennen tekstverbanden
  • Stof voorgaande jaren via opdracht 1 op pagina 22/23.
Waarom?
Middelen om tekst beter te begrijpen

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijking schrijven
Je houdt een bepaalde structuur / opbouw aan.

Nieuwsbericht: 
  • Lead wie, wat, waar, wanneer
  • waarom
  • hoe

Slide 3 - Tekstslide

Artikel  / uiteenzetting
Zie pagina 23.

Informatieve tekst met vooral objectieve informatie.

Slide 4 - Tekstslide

Verklaringsstructuur

Inleiding: Welk verschijnsel wordt behandeld?
Kern: Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?
Slot: Welke verklaring is het belangrijkst / meest waarschijnlijk?

Slide 5 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur

Inleiding: Wat wordt beoordeeld?
Kern: Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
Slot: Wat is de conclusie?

Slide 6 - Tekstslide

Probleem-oplossingsstructuur

- Inleiding: Wat is het probleem?
- Kern: Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
- Slot: Welke oplossing(en) noemt de tekst?

Slide 7 - Tekstslide

Geen structuur

- Wat is het onderwerp?
- Wat zijn de deelonderwerpen en wat wordt erover gezegd?

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte (p. 25)
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. 
De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.

Slide 9 - Tekstslide

Verschillen
onderwerp
hoofdgedachte
vinden met verkennend lezen
vinden met nauwkeurig lezen
titel / inleiding
inleiding en/of slot
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen

Slide 10 - Tekstslide

Opbouw alinea
Zie pagina 27 en 28

Slide 11 - Tekstslide

Tekstopbouw: inleiding (p. 29)
- aandacht trekken 
- het onderwerp benoemen of omschrijven
- de aanleiding noemen
- de centrale vraag stellen 
- een mening geven
- een samenvatting geven 
- persoon/personen introduceren

Slide 12 - Tekstslide

Tekstopbouw: slot (p. 29)
- conclusie of samenvatting
- advies of waarschuwing
- toekomstverwachting

Overzicht signaalwoorden op pagina 232.

Slide 13 - Tekstslide

Verkennend lezen (p. 251)
Vanaf nu ook elke eerste zin van alle alinea's.

Slide 14 - Tekstslide

Nauwkeurig lezen (p. 251)






Onderwerp, tekstsoort, tekstdoel, opbouw, bron/schrijver.

Slide 15 - Tekstslide

Soort / doel bepalen
Kijk naar de bron.
Kijk naar de lay-out.
Kijk naar de schrijfstijl => formeel / informeel, taalgebruik.
Kijk naar eventuele afbeeldingen.
Kijk naar onderwerp / hoofdgedachte.
Geeft de schrijver eigen mening weer of van anderen?

Slide 16 - Tekstslide

Tekstverbanden (p. 31)

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 2.3 (p. 107)
  • Nieuwsbericht herkennen.
  • Tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm herkennen.
  • Een tekst kritisch lezen.
  • Leespubliek vastsstellen.

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken nieuwsbericht (p. 107)
Het gaat over één actueel onderwerp.
Er zit absoluut geen mening in. Het informeert neutraal.

 De kop = de titel (plaats/schrijver eronder)
 De lead (een korte, vetgedrukte samenvatting van twee zinnen met wie, wat, waar en wanneer)
 De kern (verdere informatie met waarom en hoe)
Oprolbaar

Slide 19 - Tekstslide

Tekstdoel, -soort en tekstvorm (108)






Tekstdoel is altijd een werkwoord. De schrijver wil je...
tekstdoel
uitleg
tekstsoort
vorm
informeren
de lezer informatie geven
informerende tekst
verslag
overtuigen
de lezer overtuigen (mening)
betogende tekst
boekbespreking
activeren
de lezer iets laten doen
activerende tekst
advertentie
amuseren
de lezer vermaken
amuserende tekst
stripboek

Slide 20 - Tekstslide

Kritisch lezen
Zie pagina 112.

Welke vragen kun je stellen om kritisch te lezen?

Slide 21 - Tekstslide

Leespubliek/doelgroep (p. 114)

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 (p. 186)
  • Wat is een betoog?
  • Objectieve en subjectieve argumenten herkennen.
  • Argumenten kritisch lezen
  • Argumenten, tegenargumenten en weerlegging herkennen.

Slide 23 - Tekstslide

Betoog (p. 186)
  1. Inleiding: mening van de schrijver
  2. Kern: argumenten voor die mening
  3. Slot: samenvatting of conclusie

Tekstdoel: de lezer overtuigen van zijn/haar mening
Tekstsoort: betogende tekst
Tekstvorm: klachtenbrief, column, recensie

Slide 24 - Tekstslide

Recensie / beoordeling
  1. Inleiding: beschrijven van wat je beoordeelt (informeren)
  2. Kern: mening in beoordelingswoorden (overtuigen)

Tekstdoel: de lezer overtuigen van zijn/haar mening
Tekstsoort: betogende tekst
Tekstvorm: klachtenbrief, column, recensie

Slide 25 - Tekstslide

Beoordelen argumenten (p. 187)
  • Objectief: feiten/gegevens uit onderzoek.

  • Subjectief: meningen / ervaringen / vermoedens

Welk soort argumenten zijn het sterkst?

Slide 26 - Tekstslide

Tegenargument (p. 190)

  • als je het niet eens bent met een mening, dan geven we     een tegenargument
  • een tegenargument kun je herkenen aan woorden als: ik vind echter, maar ik vind....

Slide 27 - Tekstslide

Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemands argumentatie? 

  • Met een tegenargument ontkracht je een argument.
  • Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument.

Slide 28 - Tekstslide

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Om de wereldgeschiedenis te begrijpen, moet de vaderlandse gesichiedenis wel bekend zijn.
tegenargument
weerlegging

Slide 29 - Tekstslide

Dus...
Tegenargument ontkracht argument.

Weerlegging ontkracht tegenargument.

Doel = krachtiger maken van jouw betoog om anderen te overtuigen.


Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
  • Een betogende tekst schrijven.
  • Blokjesschema voor opbouw argumentatie.
  • Hoe je argumentatie controleert => want, maar, echter.
  • Hoe je overtuigend en actief schrijft.

Slide 31 - Tekstslide

Schema (p. 198 en 199)
Standpunt/mening: ________________________________
want...
want...
maar ....
argument 1


argument 2
tegenargument
toelichting/voorbeeld


toelichting/voorbeeld
echter...
weerlegging

Slide 32 - Tekstslide

Schrijfstijl betoog
Leertekst op pagina 201/202

Actieve zinnen: het onderwerp doet iets.

In het onderzoek wordt aangetoond dat ...
Het onderzoek toont aan dat ...

Slide 33 - Tekstslide

Handige pagina's

Pagina's 251, 252 en 253 
achterin je leerwerkboel deel A.

Succes!

Slide 34 - Tekstslide