4T - samenvatting - 3.1 t/m 3.3 - kan gebruiken - Buitenland

Een rivier waarbij het water vooral uit regen bestaat
Een rivier waar voornamelijk smeltwater in komt
Rivieren waarbij het water bestaat uit regen- en smeltwater
Regenrivier
Gletsjerrivier
Gemengde rivier
1 / 24
volgende
Slide 1: Sleepvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Een rivier waarbij het water vooral uit regen bestaat
Een rivier waar voornamelijk smeltwater in komt
Rivieren waarbij het water bestaat uit regen- en smeltwater
Regenrivier
Gletsjerrivier
Gemengde rivier

Slide 1 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de grafieken zie je het regiem van drie rivieren. Welk type rivier hoort bij elke grafiek? 
Gletsjerrivier
Regenrivier
Gemengde rivier

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oude rivierbocht
Sedimentatie
Lagere stroomsnelheid
Erosie
Buitenbocht

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de begrippen onder de goede beschrijving.
Rivier die gevormd wordt door smeltwater en regenwater. 


Bouwwerk waarmee waterstand wordt geregeld.


De plek waar de rivier uitmondt in zee.


De oorsprong van de rivier.


Rivier met alleen regenwater.
gemengde rivier
sluis
riviermonding
bron
regenrivier

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grote waterkringloop
Kleine waterkringloop
Neerslag
Verdamping

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
Afvoer door rivier
Vallen van neerslag
Afvoer door grondwater
Verdamping

Slide 6 - Sleepvraag

nu kun je je kennis testen. 
De overgang van vloeibaar water naar gasvormig water heet:
A
condensatie
B
stollen
C
smelten
D
verdamping

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe reken je het verhang uit?
A
Hoogteverschil : afstand
B
Afstand : hoogteverschil
C
Hoogteverschil x afstand
D
Afstand x hoogteverschil

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

van zout water zoet water maken
A
verdamping
B
condenseren
C
infiltratie
D
ontzilting

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoet water is lichter dan zout water
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de schommelingen in de waterafvoer
A
debiet
B
regiem
C
evaporatie
D
verval

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sedimentatie vindt plaats als de stroomsnelheid
A
hoog is
B
laag is

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waterbalans =
A
Hoeveel geld water kost in een gebied.
B
Hoeveel water weegt in een gebied
C
Hoeveel water een gebied inkomt en uitgaat
D
Al het water dat zich in de grond bevindt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel % van al het water op de aarde is zoet water?
A
2,5%
B
12,5%
C
25%
D
48%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is op aarde meer zout water dan zoet water
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verval?
A
Gemiddelde daling per kilometer van rivier
B
Hoogteverschil tussen 2 plaatsen aan rivier

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er meer neerslag valt dan dat er water verdampt, dan is de waterbalans
A
positief
B
negatief

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is de stroomsnelheid het hoogst?
A
Bovenloop
B
Benedenloop

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de schommelingen in de waterafvoer van een rivier?
A
waterscheiding
B
debiet
C
regiem
D
verhang

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verhang is
A
het regiem per kilometer
B
het verval per kilometer
C
het debiet per kilometer
D
de piekafvoer per kilometer

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De watervoetafdruk meet
A
hoeveel zoet water er nog op aarde is
B
hoeveel zoet water er in de toekomst nog zal zijn
C
hoeveel water één mens gebruikt
D
hoeveel water een land binnenkomt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent debiet?
A
de schommeling in de waterafvoer
B
de hoeveelheid water op een bepaald moment/ bepaalde plek
C
het hoogteverschil tussen bron en monding
D
het hoogteverschil per km.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

z waar je op dit moment aan denken?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

waarom drupt de kraan?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies