Hoofdstuk 6 Nederland: klimaat en duurzaamheid VWO
Toets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Toets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid
Slide 1 - Tekstslide
Wat heeft CO2 te maken met het broeikaseffect?
Slide 2 - Open vraag
Waarom is leven op aarde niet mogelijk zonder broeikaseffect?
Slide 3 - Open vraag
Hoe komt het dat fossiele brandstoffen opraken?
A
Het duurt miljoenen jaren om te maken
B
Het is veel te duur
C
We kunnen ze niet meer vinden
D
Ze zijn veel te ouderwets
Slide 4 - Quizvraag
Waardoor stijgt de zeespiegel? Noteer twee redenen.
Slide 5 - Open vraag
In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.
Slide 6 - Quizvraag
Duurzame energiebronnen
Fossiele brandstoffen
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep de oplossingen om de rivier de ruimte te geven op de juiste plaats.
Dijkverhoging
Dijkverlegging
Nevengeul
Uiterwaardverlaging
Kribverlaging
Slide 8 - Sleepvraag
Schrijf de letters op van de zinnen die goed zijn 1 In Nederland wordt al zo veel windenergie opgewekt, dat er niet nog meer windenergie kan worden opgewekt. 2 Recycling is een vorm van duurzaam gebruik. 3 Wereldwijd neemt het gebruik van fossiele brandstoffen al af. 4 Windenergie wordt vooral in het westen van Nederland opgewekt.
A
1-2
B
3-4
C
1-3
D
2-4
Slide 9 - Quizvraag
In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.
Slide 10 - Quizvraag
Beoordeel de stellingen: 1. Aardwarmte is een duurzame energiebron. 2. Aardolie is een niet hernieuwbare energiebron.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van de stellingen is juist
Slide 11 - Quizvraag
Ook moeten we klimaatneutraal gaan leven. Dit betekent dat onze manier van leven....
A
een mooie bijdrage levert aan de opwarming van de aarde
B
geen bijdrage levert aan de opwarming van de aarde
Slide 12 - Quizvraag
Leg uit wat je op het plaatje ziet. Door welke twee oorzaken kunnen wij zulke 'dingen' in Nederland goed maken?
Slide 13 - Open vraag
Meer CO2 in de lucht
Sleep de stappen naar de juiste plek
Verbruik van fossiele brandstoffen
Temperatuur op aarde neemt toe
Klimaatverandering
Slide 14 - Sleepvraag
Wat is een nadeel van het gebruik van fossiele energiebronnen?
A
Ze zijn moeilijk te vervoeren.
B
Ze leveren niet voldoende energie op.
C
Ze veroorzaken geen milieuvervuiling doordat ze CO2 uitstoten.
D
Door het gebruik raakt de natuurlijke voorraad op.
Slide 15 - Quizvraag
Bekijk de figuur. Welke uitspraak is juist
A
De temperatuur wordt in Nederland in de zomer steeds hoger
B
Het aantal dagen met matige vorst in de winter neemt toe
C
In de zomer zijn er steeds meer dagen met temperaturen boven de 30
D
De laatste 20 jaar zijn er 5 jaren geweest met zeer strenge vorst
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de onderstaande maatregelen horen bij energietransitie?. a Oude huizen isoleren. b Het dak van de school bedekken met zonnepanelen. c Een windpark op zee plaatsen. d Minder lang onder de douche staan.
A
Alle vier de maatregelen
B
B en C
C
A en D
D
geen van de vier maatregelen
Slide 17 - Quizvraag
Geef een omschrijving van het begrip 'duurzaam' (vwo)
Slide 18 - Open vraag
Biomassa levert gas op. Als we dit gas verbranden, komt toch CO2 vrij. Waarom noemen we dit dan toch 'groen gas'? (vwo)
A
De CO2 die bij groen gas
vrijkomt, is eerder al door
planten uit de lucht gehaald.
B
De naam groen gras slaat op de kleur van plantenafval, verder is dit gas niet duurzaam.
C
Omdat bij gas van biomassa alleen maar waterstofgas vrijkomt.
D
We noemen dit groen gas omdat het ervoor zorgt dat we minder afval hebben.
Slide 19 - Quizvraag
Welke uitspraak is onjuist?
A
Bij de uitademing van planten en dieren wordt CO2 uit de lucht opgenomen.
B
Bij de fotosynthese wordt zuurstof in de atmosfeer gebracht.
C
Door het verbranden van fossiele brandstoffen komt er CO2 in de lucht.
D
Door kalkvorming wordt koolstof opgeslagen.
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de energiebronnen naar de juiste plaats in het diagram.
4%
11%
38%
42%
Aardgas
Steenkool
Aardolie
Duurzame energie
Slide 21 - Sleepvraag
Is het in steden in het algemeen warmer of kouder dan op het platteland? Leg je antwoord op de vraag uit. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten
Slide 22 - Open vraag
Iemand zegt: ‘Er rijden steeds meer elektrische auto’s op de weg. Dat is duurzaam volgens veel mensen. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Want hoe wordt de elektriciteit opgewekt?’ In welk geval is elektrisch rijden echt duurzaam en in welk geval niet?
Slide 23 - Open vraag
Omschrijf drie gevolgen door klimaatverandering.
Slide 24 - Open vraag
Noem vijf dierlijke producten die we eten.
Slide 25 - Open vraag
Welke stof is er naast CO2 nog meer slecht voor het klimaat?
Slide 26 - Open vraag
Wat zijn voordelen van fossiele brandstoffen? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
ze zijn vrij goedkoop te winnen
B
ze raken niet op
C
ze zijn makkelijk te vervoeren
D
de verbranding zorgt niet voor luchtverontreiniging
Slide 27 - Quizvraag
Leg uit wat de fotosynthese te maken heeft met het broeikaseffect
Slide 28 - Open vraag
Er is internationaal afgesproken dat de aarde niet te veel mag opwarmen. Hoeveel graden mag dat maximaal zijn in 2050-2100?
A
1 graad
B
1,5 graden
C
2 graden
D
2,5 graden
Slide 29 - Quizvraag
Kijk naar het plaatje. Waar vindt het versterkt broeikaseffect plaats
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 30 - Quizvraag
Nederland loopt achter bij de andere Europese landen in de energietransitie. Noem twee redenen waardoor dat komt.
Slide 31 - Open vraag
Noteer de cijfers 1 tot en met 8 onder elkaar op je blad en zet er het juiste woord of de juiste omschrijving achter. Kies uit: daling (2x) – na de ijstijd – Nederland – Scandinavië – stijging (2x) – tijdens de ijstijd.
Slide 32 - Open vraag
De zeespiegel aan de kust van Nederland stijgt met zo’n 2 mm per jaar. Het land in Groningen daalt 17 mm per jaar. Hoeveel mm is de relatieve zeespiegelstijging in Groningen per jaar?