les 7 deel 1

HW volgende les
paragraaf 6.3: 1 t/m 4, 7, 11
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

HW volgende les
paragraaf 6.3: 1 t/m 4, 7, 11

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
HW bespreken
herhaling 6.2
uitleg 6.3
werken aan opgaven

Slide 2 - Tekstslide

HW bespreken
paragraaf 6.2: 1, 4, 5, 6, 7 en 10 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling             
6.2 - LICHT EN SCHADUW

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 6.2
  • Je kunt voorbeelden geven van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. 
  • Je kunt schematisch de lichtstralen tekenen van een brandende lamp. 
  • Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven. 
  • Je kunt de schaduw van een voorwerp schematisch tekenen. 
  • Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. 
Selecteer de juiste lichtbron in de tweede kolom. 

planeet
ogen van een kat
bosbrand
ster
straatlantaarn
televisie
indirecte lichtbron
indirecte lichtbron
kunstmatige lichtbron
kunstmatigelichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron

Slide 6 - Sleepvraag

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is
A
Kaars
B
Maan
C
Zon
D
Sterren

Slide 7 - Quizvraag

Lichtstralen zijn niet zichtbaar. In tekeningen willen natuurkundigen toch lichtstralen weergeven. Vul de juiste woorden in.
Lichtstralen teken je altijd als A...……………..lijnen.
Een pijlpunt teken je B …………………….van de lijn.

Slide 8 - Open vraag

Kies het goede woord.
Hoe groter de afstand tot de lichtbron,
des te …………..is het licht.

Slide 9 - Open vraag

Het licht dat op een voorwerp valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Je ziet het voorwerp wanneer een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen terechtkomt.
Hoe noem je deze terugkaatsing?
Deze terugkaatsing noem je...……………………………...

Slide 10 - Open vraag

Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel

Slide 11 - Quizvraag

Een bal is geen lichtbron. Toch zie je de bal.
Kruis de juiste bewering aan.
A
Ieder voorwerp zend een klein beetje licht uit. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
B
Het licht dat op de bal valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
C
Je ogen zenden licht uit. Een deel ervan komt op de bal terecht. en wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.

Slide 12 - Quizvraag

Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kaatst licht diffuus terug.
Wat is de betekenis van 'diffuse terugkaatsing'?
A
terugkaatsing in alle richtingen
B
terugkaatsing in één richting

Slide 13 - Quizvraag

De maan
De maan geeft zelf geen licht. Je kunt de maan zien doordat die het licht van de zon terugkaatst. Wanneer de verlichte kant van de maan naar je toegekeerd is, zie je een volle maan. Maar als de donkere kant van de maan naar je toegekeerd is, zie je niets.

Slide 14 - Tekstslide

Kernschaduw en halfschaduw
Als een voorwerp door één klein lampje wordt verlicht, krijg je een duidelijk schaduwbeeld. De overgang van licht naar donker is scherp. Als een voorwerp door twee lampjes wordt verlicht, ontstaan er twee schaduwbeelden. 
 

De schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht.

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.
Wat is in deze afbeelding met rode pijlen getekend?
A
de buitenste lichtstralen die een lamp uitzendt
B
de eerste lichtstralen die worden tegengehouden door de auto
C
de lichtstralen die net niet worden tegengehouden door de auto
D
het gebied

Slide 16 - Quizvraag

Als een kamerplant voor een lamp staat, dan ontstaat achter de plant een schaduw op de muur. Vul de juiste woorden in.
Als je de lamp dichter naar de plant beweegt,
dan wordt de schaduw A...………….
Als je de plant verder van de lamp beweegt, dan wordt de schaduw B...…………….
.

Slide 17 - Open vraag

Bekijk de afbeelding.
Hoe noem je de lichtstralen die als rode pijlen zijn getekend?
Deze lichtstralen noem je de...………………….

Slide 18 - Open vraag

Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen.
Hoe noem je de donkere schaduw in het midden?
Dit noem je de ............….........schaduw.

Slide 19 - Open vraag

In de figuur zie je dat een langwerpige lichtbron op een tafel schijnt. Er ontstaan twee soorten schaduw.
Vul de juiste woorden in.
In de figuur is het donkerroze gedeelte de. A ..………………..
Het lichtroze gedeelte in de figuur is de B...……………………….


Slide 20 - Open vraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video