Taalles Hoofdletters

Hoofdletters
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
Zoek in kranten en tijdschriften naar woorden met HOOFDLETTERS
en knip deze uit

Slide 2 - Tekstslide

Selectie maken
In welke groepen kun je woorden met hoofdletters indelen?

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je
een hoofdletter?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Aan het begin van de zin
Je schrijft een hoofdletter aan het begin van de zin.
Morgen kom ik bij je.
Als de zin met een apostrof (') begint, krijgt het tweede woord een hoofdletter:
's Morgens werk ik.
't Gaat goed met mij.





Slide 6 - Tekstslide

Bij personen

Klaas
Klaas van der Veen
K. v. d. Veen
meneer Van der Veen
Jan de Groot

Een tussenvoegsel is een woord dat deel uitmaakt van een achternaam. Het zijn vaak kleine, korte woordjes.

Bij achternamen met een tussenvoegsel krijgt dit tussenvoegsel een hoofdletter als er geen naam of voorletter(s) vooraf gaan.




Slide 7 - Tekstslide

Aardrijkskundige namen
Namen van plaatsen, streken, provincies, landen, bergen, rivieren en woestijnen schrijf je met een hoofdletter.
Nederland, Nederlander
Amsterdam
Rijn
Noord-Amerika
Rotterdammer
New Yorker


Slide 8 - Tekstslide

Feestdagen en historische gebeurtenissen

Officiële feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Maar niet hun afleidingen.
Pasen
paasmaandag
Hemelvaart
hemelvaartsdag
Nieuwjaar
nieuwjaarsdag








Slide 9 - Tekstslide

Historische gebeurtenissen
de Tweede Wereldoorlog
de Gouden Eeuw

Slide 10 - Tekstslide

Namen van heilige personen of begrippen
God
Mohammed
Heilige Vader
Bijbel
Christus
Koran


Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf het woord?
A
Kerstbal
B
kerstbal

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam?
A
Frenkie De Jong
B
Frenkie de jong
C
Frenkie de Jong
D
frenkie de jong

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord?
A
's Ochtends
B
'S ochtends

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je de zin correct?
A
Astrid van lint is geboren in zweden.
B
Astrid Van Lint is geboren in Zweden.
C
astrid van lint is geboren in zweden.
D
Astrid van Lint is geboren in Zweden.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord?
A
de tweede wereldoorlog
B
de Tweede Wereldoorlog

Slide 16 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam?
A
meneer van der Veen
B
meneer Van Der Veen
C
meneer Van der Veen
D
meneer van der veen

Slide 17 - Quizvraag

Hoe schrijf je het woord
A
Maart
B
maart

Slide 18 - Quizvraag

Is deze zin goed geschreven?
De Maas stroomt door Nederland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Je gaat nu de werkbladen maken. 

Ben je klaar: pak je werkboekje over puberteit

Slide 20 - Tekstslide

Een brief voor jezelf over 10 jaar
Over tien jaar woon ik............
- Met wie woon je?
- Waar woon je?
Over tien jaar heb ik dit bereikt..........
- Welk diploma heb je gehaald
Welke baan heb ik over 10 jaar..........
- Wat voor werk doe je?
In die 10 jaar heb ik dit gedaan..........
- Heb je reizen gemaakt?
- Wat voor landen heb je gezien?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe vonden jullie de les?

Slide 22 - Tekstslide