Kapitel 2 - Grammatik - Personalpronomen 3./4. naamval

timer
0:20
noem persoonlijke voornaamwoorden van het meewerkend voorwerp (3e naamval).
1 / 15
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

timer
0:20
noem persoonlijke voornaamwoorden van het meewerkend voorwerp (3e naamval).

Slide 1 - Woordweb

timer
0:20
noem persoonlijke voornaamwoorden van het lijdend voorwerp (4e naamval).

Slide 2 - Woordweb

Du sprichst zu schnell. Ich verstehe .... (jou) gar nicht.
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp (1e naamval)?
timer
0:15

Slide 4 - Open vraag

Der Arzt sollte ... (mij) Medizin geben.
A
ich
B
mir
C
mich
D
mein

Slide 5 - Quizvraag

Welke vraag gebruik je om het lijdend voorwerp (4e naamval) te vinden?
timer
0:20

Slide 6 - Open vraag

Ich sehe ... (zij) jeden Tag.
A
ihr
B
sie
C
Ihr
D
sich

Slide 7 - Quizvraag

Ich habe ... (jullie) Blumen gekauft.
A
euch
B
ihr
C
sie
D
ihm

Slide 8 - Quizvraag

Die Schüler haben ... (zij) Schokolade gegeben.
A
sie
B
ihr
C
sich
D
euch

Slide 9 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (3e naamval) te vinden?
timer
0:15

Slide 10 - Open vraag

Ich habe ... (jullie) gesehen.
A
uns
B
ihr
C
ihnen
D
euch

Slide 11 - Quizvraag

Er hat ... (ons) das Geschenk gekauft.
A
uns
B
euch
C
Ihnen
D
sich

Slide 12 - Quizvraag

Wir haben das für ... (zij enkelvoud) gemacht.
A
sie
B
ihnen
C
Sie
D
sich

Slide 13 - Quizvraag

Die Milch ist für ... (hem).
A
ihm
B
ihn
C
dein
D
sich

Slide 14 - Quizvraag

Ihr habt .... (u) Mittagessen gegeben.
A
Ihnen
B
ihnen
C
Sie
D
sie

Slide 15 - Quizvraag