7 Spelling Thema 5 les 7+8
1 / 10
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Vul 4 werkwoorden in
Slide 3 - Woordweb
Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
kleedde
reed
begroette
wachtten
moet
wordt
meldt
schiet
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is de verleden tijd van het woord?
ik raad___
ik raad___
A
raadde
B
raadte
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van het woord?
Hij _____ zich netjes (kleden)
Hij _____ zich netjes (kleden)
A
kleedt
B
kleedde
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van het woord?
Hij _____ op de bus (wachten)
Hij _____ op de bus (wachten)
A
wachtte
B
wachte
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van het woord?
De machine _____ eten. (bereiden)
De machine _____ eten. (bereiden)
A
bereide
B
bereidde
