Bij ‘poder’ (=kunnen/mogen) treedt de zgn.
klinkerwisseling op,
bij de 1e, 2e, 3e en 6e persoon: o --> ue
Na een vervoeging van 'poder' komt een heel werkwoord
Mañana puedo ir contigo. Morgen kan ik met je meegaan.
¿Puedes ayudarme? Kun je me helpen?