1)
Gedrag - wat zie je dat de ander doet, concreet , waarneembaar
2) Gevoel - wat was jouw gevoel daarbij, wat deed het met jou
3) Gevolg - ik merk dat... druk / boos/ onrustig/ beetje bang/ geïrriteerd etc word
4) gewenst gedrag - Ik zou het fijn vinden als.../ ik zou graag ..