4.3 Schakelingen

4.3 Schakelingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.3 Schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Huiswerk nakijken
Reflecteren op vorige leerdoelen
10 min
-Formatieve check
10 min
-Schakelingen tekenen
Nieuwe leerdoelen introduceren
10 min
-Serie en parallel
30 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
20 min

Slide 2 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Reflecteren op vorige leerdoelen
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt de symbolen benoemen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een serie- en parallelschakeling.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.
  • Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
  • Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.
  • Je kunt een gemengde schakeling beschrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is wat?
Stroomsterkte, ampère (A) = hoeveel deeltjes er per seconde stromen in een kabel.

Spanning, Volt (V) = hoeveel elektrische energie elk deeltje bij zich heeft.

Slide 6 - Tekstslide

Schakelingen tekenen
Als je met stroom werkt is het belangrijk om te weten hoe je stroomkring er uit ziet:

  • Welke apparaten, schakelingen, transformator, etc. staan er op?
  • Hoeveel spanningsbronnen heb je?
  • In welke volgorde staan alle onderdelen?
  • Staan ze in serie of parallel?

Daarom versimpelen wij stroomkringen door ze heel simpel te tekenen, dit noemen we schakelingen tekenen. En de tekening noem je een schakelschema.

Slide 7 - Tekstslide

Tekenregels
Hieronder zie je de vaste tekeningen die horen bij bepaalde apparaten, deze moet je kennen!

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
Let op dat kabels in een schakelschema altijd alleen maar getekend worden met rechte lijnen en hoeken van 90 graden!!!

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht schakelingen tekenen
Ga nu de komende 10 minuten op papier de volgende schakelingen tekenen:

Makkelijk:
Een schakelschema met een batterij en 2 lampen.
Een schakelschema met een stopcontact, stroommeter en motor.

Moeilijk:
Een schakelschema met stopcontact, lamp en bel. Maar de lamp en bel mogen niet achter elkaar zitten in het schema.
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Type schakelingen
Er zijn 3 manieren waarop apparaten in een stroomkring geschakeld kunnen staan:
  • In serie
  • Parallel
  • Gemengd

Slide 11 - Tekstslide

Serieschakeling
Wanneer een schakeling in serie staat, betekent het dat het geen vertakkingen heeft, alle apparaten staan achter elkaar.

Gaat er 1 lamp kapot, doet de rest het ook niet meer.

De stroommeter kan je in serie ergens neerzetten, de stroomsterkte is overal even groot.

Slide 12 - Tekstslide

Serieschakeling
De spanningsmeter is niet overal even groot, deze verschilt bij elk apparaat, de spanning moet je dus per apparaat meten.

Dit kan je doen door de spanningsmeter parallel te zetten op het apparaat.

Waarom is de spanning niet overal gelijk?


Slide 13 - Tekstslide

Parallel schakeling
Elektrische apparaten worden bijna altijd parallel geschakeld. Want als 1 lampje kapot gaat, zijn er nog andere stroomkringen beschikbaar waardoor de stroom wel kan.

Omdat elk apparaat in een andere kring zit, krijgt elk apparaat evenveel spanning!

Maar de stroomsterkte is hier niet overal gelijk.

Op plek 1 en 5 heb je de totale stroomsterkte. Op plekken 2, 3, 4, heb je telkens een derde van de stroomsterkte


Slide 14 - Tekstslide

Stel de batterij heeft een voltage van 4,5 V. Wat
is de spanning op lamp 2?

Slide 15 - Open vraag

Stel de totale stroomsterkte is 15 A. Hoeveel
stroom gaat er door lamp 3?

Slide 16 - Open vraag

Waar moet je een schakelaar zetten om alle lampen tegelijk uit te doen?

Slide 17 - Open vraag

Waar moet je een schakelaar zetten om alleen lamp 4 uit te doen?

Slide 18 - Open vraag

Gemengde schakeling
Een gemengde schakeling heeft zowel serie als parallel schakelingen.

Let hier goed op wat de stroomsterktes en spanningen zijn op bepaalde plekken.

Slide 19 - Tekstslide

Wat gebeurt er als je lampje 1 losdraait?

Slide 20 - Open vraag

Wat gebeurt er als je lampje 3 losdraait?

Slide 21 - Open vraag

Online oefenen schakelschema's
De komende 20 minuten ga je aan de slag met een online Toolkit om zelf schakelschema's te maken. Maak de volgende stroomkringen:

Makkelijk:
Een stroomkring met 1 batterij en 2 lampen in serie.
Een stroomkring met 1 batterij en 2 lampen parallel.
Een stroomkring met 1 batterij, 2 lampen in serie en een schakelaar die de lampen uit zet.

Moeilijk:
Een stroomkring met 1 batterij, 2 lampen parallel en een schakelaar die de lampen uit zet.
Een stroomkring met 1 batterij, 2 lampen parallel en een schakelaar die 1 lamp uit zet.
Een stroomkring met 1 batterij, 2 lampen in serie, 2 lampen beide parallel en 1 schakelaar die 1 lamp uit zet.

Ben je klaar met alle stroomkringen, dan mag je zelf nog stroomkringen maken met andere voorwerpen totdat de tijd voorbij is.



timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Werken aan een ander vak
Hoofdstuk 4 Paragraaf 3:
1 t/m 11

Slide 23 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt de symbolen benoemen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.
Je kunt een gemengde schakeling beschrijven.
Je kunt het verschil uitleggen tussen een serie- en parallelschakeling.
Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.
Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.

Slide 24 - Sleepvraag