,

WRE 1TC - Cursus Formuleren - Zinsverbanden en Verwijswoorden

Welkom 1TC!
Nederlandse les - 29 november 2023
Checklist:
- Mobiel in de (telefoon)tas
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1TC!
Nederlandse les - 29 november 2023
Checklist:
- Mobiel in de (telefoon)tas
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Herhalingsvragen §1 en 2
2. Herhalingsopdracht 
3. Huiswerk nakijken §2
4. Opdracht maken + nakijken
5. Afsluiten + mogelijkheid toets inkijken

Slide 2 - Tekstslide

Er volgen nu een aantal herhalingsvragen over §1 en 2
Herhaling!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 4 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
verder
B
ten slotte
C
tegenover
D
zoals

Slide 8 - Quizvraag

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 9 - Quizvraag

"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste tekstverband.
''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 11 - Quizvraag

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 12 - Quizvraag

Joy mag vanwege haar lactose-intolerantie geen zuivel, ... boter, melk en kaas.
A
bijvoorbeeld (voorbeeld)
B
omdat (redengevend verband)
C
namelijk (redengevend verband)
D
zoals (voorbeeld)

Slide 13 - Quizvraag

OPDRACHT
Wat:
Maak het opdrachtenblad. 
Hoe:
Zelfstandig.
Hulp:
Theorie op blz. 232
Tijd:
5 minuten.
Klaar:
Maak alvast opdracht 3 op bladzijde 233.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 1, 2 en 4.
Bladzijde 232-233.

Slide 15 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 3 op bladzijde 233
Hoe:
In je boek/schrift. Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie op blz. 232
Tijd:
8 minuten
Klaar:
Oefen in de online methode met de trainer. Cursus Formuleren §1 en 2.
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide