1.4 Kom je uit met je geld

1.4 kom je uit met je geld
Paragraaf 1.3 af?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.4 kom je uit met je geld
Paragraaf 1.3 af?

Slide 1 - Tekstslide

1.3 Sta je sterk als consument?
Terugblik:
Wetten die de consument helpen:
  • recht op: deugdelijk product
  • warenwet: product mag niet schadelijk zijn voor je gezondheid (-> controle door NVWA)

Deugdelijk product:
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 2 - Tekstslide

1.3 Sta je sterk als consument? 
Terugblik:
Garantie:
  • de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is.
  • binnen EU: minimaal 2 jaar garantie op elektronische apparaten
  • let op: niet voor normale slijtage of fouten van jezelf!

Slide 3 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Lesdoelen:
  • Ik kan aangeven welke soorten inkomens er zijn
  • Ik kan omrekenen van week naar maand en andersom

Slide 4 - Tekstslide

Welke soorten inkomens ken je?

Slide 5 - Woordweb

1.4 Kom je uit met je geld? 
Soorten inkomens:

  1. Loon of salaris (-> als je werkt)
  2. Winst (-> als je een eigen bedrijf hebt)
  3. Uitkering (-> als je arbeidsongeschikt of werkloos bent)
  4. Zakgeld ( ->krijg je meestal van je ouders )
inkomen:
geld dat je als persoon of als gezin ontvangt

Slide 6 - Tekstslide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Stel:


  • Je krijgt € 5 zakgeld per week
  • Hoeveel krijg je dan per maand (reken maar even uit...)

Slide 7 - Tekstslide

Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR PER JAAR!!!!!

  • € 5 per week
  • € 5 x 52 = € 260 per jaar
  • € 260 : 12 = € 21,67 per maand


Slide 8 - Tekstslide

€ 17,50 per week is hoeveel per maand?

Slide 9 - Open vraag

1 jaar heeft ........... dagen

1 jaar heeft ........... weken

1 jaar heeft .......... kwartalen

1 kwartaal heeft ............ maanden

Slide 10 - Tekstslide

Van welk soort inkomen weet je
van te voren niet hoeveel het is?
A
loon
B
winst
C
salaris
D
uitkering

Slide 11 - Quizvraag

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten, want je wilt geen geld tekort komen.

Slide 12 - Tekstslide

Zelf maken

Blz 20 opdracht 43 tot 49
Klaar? Herhalingsopdrachten paragraaf 1.3 
Niet af wordt huiswerk.

                                                        Rood = Stil
                                                                          Oranje = Fluisteren

Slide 13 - Tekstslide

1.4 kom je uit met je geld? (vervolg)
Lesdoelen:
Omrekenen van maand naar week
Soorten uitgaven kennen
Wat is geld reserveren

Slide 14 - Tekstslide

Terugblik
Soorten inkomens?
Begroting
Week naar maand:
..x52:12

Slide 15 - Tekstslide

Geld dat je ontvangt van de overheid zonder dat je er iets voor doet
A
loon
B
salaris
C
kleedgeld
D
uitkering

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 17 - Quizvraag

3 soorten uitgaven:
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 18 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 19 - Sleepvraag

Daan moet de contributie van €50,-bij de voetbalclub per kwartaal betalen.
Hoeveel is dit per maand?

Slide 20 - Open vraag

Berekening maand/kwartaal
Regel:
van maand naar kwartaal = x 12 : 4
kwartaal naar maand= x 4  : 12

Slide 21 - Tekstslide

118 euro per week = ......euro per maand
396 per maand = ..... euro per week
timer
1:00

Slide 22 - Open vraag

Reservering berekenen
Geld reserveren is een ander woord voor sparen.
Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden

Voorbeeld:
Je wilt volgend jaar een scooter kopen van 1.700 euro. Je ouders betalen 200 euro mee. Hoeveel moet je per maand reserveren?

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
- Proefwerk inplannen.
Maken:  opdracht 61 tot 68
Magister > Leermiddelen > Kiezen voor pincode leerboek A
                                 Rood = Stil
                                                 Oranje = Fluisteren

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag


- Proefwerk inplannen
Maken blz 20 opdracht 50 tot 55
Magister > Leermiddelen > Kiezen voor pincode > paragraaf 1.4 

                                                         Rood = Stil
                                                                         Oranje = Fluisteren

Slide 25 - Tekstslide

Oefen les 
Magister > leermiddelen > Pincode
Oefentoets maken  > Dit door mij laten nakijken.
rekenopdrachten.

Slide 26 - Tekstslide