Spelling V3

Spelling H1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling H1

Slide 1 - Tekstslide

Oefening Spelling V3 

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
varieren
B
variëren

Slide 3 - Quizvraag

Vriendelijk (glimlachen)...(feliciteren) ...de directeur gisteren zijn chef.
A
glimlachte
B
glimlachend
C
feliciteerdt
D
feliciteerde

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 5 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 6 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij heeft de boel belazerd
B
hij heeft de boel belazert

Slide 7 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 8 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant.

Slide 9 - Quizvraag


Trema
Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.
C
als het een samenstelling is
D
als je denkt dat het moet, er is geen regel voor

Slide 10 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd

Slide 11 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
financien
B
financiën

Slide 12 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 13 - Quizvraag

wat is een koppelteken?
A
is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
B
is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
D
Geen één antwoord is juist

Slide 14 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
stage uren
B
stage-uren

Slide 15 - Quizvraag

wel of geen koppelteken
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 16 - Quizvraag

Koppelteken?
A
hbo-student
B
hbostudent

Slide 17 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 18 - Quizvraag

(vinden) je zus werkwoordspelling ook zo moeilijk?
t.t.
A
vond
B
vindt
C
vind
D
vint

Slide 19 - Quizvraag

Goed of fout?
Vindt jij werkwoordspelling moeilijk?
A
GOED
B
FOUT

Slide 20 - Quizvraag