V4 - les 6 - lugar de la fiesta ser, estar y hay

1 / 33
volgende
Slide 1: Video
SpaansMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 4Studiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

timer
1:00
Escribe lo que has visto pero no sabía en holandés.

Slide 2 - Woordweb

Clase de español V4 
martes, 14 de septiembre de 2021
Objetivo
Describir el lugar de la fiesta
Saber cuándo y cómo usar SER, ESTAR y HAY

Slide 3 - Tekstslide

Hoy en clase
La clase anterior
Repasar el vocabulario 
Texto 3
ser, estar o hay
Escribir II párrafo: el lugar de la fiesta
La evaluación
La preparación para el lunes

Slide 4 - Tekstslide

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior del martes pasado en español
  1. ¿De qué fiesta visteis un vídeo?
  2. ¿Qué parte de la presentación preparastéis en la clase anterior?
  3. ¿Qué hicimos después?


timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

La clase anterior
Maak een foto van je tekst van de inleiding van je presentatie
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Repasar los deberes
p. 111 - 113
timer
4:00

Slide 7 - Open vraag

Texto 3:
6.
7.
8.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Ik heb de tekst 3 goed begrepen. (Ik had nauwelijks fouten en ik heb de antwoorden in de tekst gemarkeerd).
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

La clase de hoy

objetivos: 
Repasar hay/ser/estar
Escribir sobre el lugar de la fiesta

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Escribe todo lo que sabes de
SER, ESTAR y HAY
(forma / uso) en holandés
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Escribe tres frases para tu presentación con SER, ESTAR y HAY
timer
3:00

Slide 13 - Open vraag

El uso de ser
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen, karakter
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdsaanduiding
  • prijs
  • bezit


Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de SER
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 14 - Tekstslide

El uso de ESTAR
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • voorbijgaande toestand
  • om te zeggen wat je van het eten vindt.
Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 15 - Tekstslide

El uso de HAY
Hay vertaal je met er is of er zijn.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                  Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELEDEN:   
HAY als er geen lidwoord, getal of onbepaalde hoeveel staat

Hay muchas/pocas/algunas  tiendas en el centro de Ámsterdam.

Slide 16 - Tekstslide

La forma de HAY
Sólo hay una forma.
No cambia.


Slide 17 - Tekstslide

Meer uitleg nodig?

Kijk het volgende filmpje thuis

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 20 - Sleepvraag

San Fermin . . . una fiesta que se celebra en Pamplona.
A
es
B
está

Slide 21 - Quizvraag

Pamplona . . . en el norte de España.
A
es
B
está

Slide 22 - Quizvraag

San Fermin . . . . muy popular en España.
A
es
B
está
C
hay

Slide 23 - Quizvraag

Durante la fiesta también . . . . muchos turistas extranjeras en Pamplona.
A
están
B
son
C
hay

Slide 24 - Quizvraag

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Manda tu texto.

Slide 28 - Open vraag

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 29 - Tekstslide

Jullie feedback op gebruik van
ser, estar en hay

Slide 30 - Woordweb

¿Cómo has trabajado en esta clase?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 31 - Quizvraag

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 32 - Open vraag

La preparación para:
lunes:
Aprender vocabulario Contexto p. 114 t/m 116 ESP - HOL

Aprender vocabulario textos 3 y 8 (zie lessonup ESP - HOL

Hacer textos 1 y 2 del readermartes:
martes:
Aprender vocabulario p. 114 hasta 116 hol-esp
Aprender gramática el perfecto
Aprender gramática ser, estar, y hay (zie lessonup les 6)
Hacer ejercicios 1 hasta 5 del reader

Slide 33 - Tekstslide