lowanstart 6.3

het huis
lowanstart thema 6 dag 3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 26 min

Onderdelen in deze les

het huis
lowanstart thema 6 dag 3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1. Wat is dit?
A
de wastafel
B
de douche
C
de doek
D
de dokter

Slide 18 - Quizvraag

2. Wat is dit?
A
de zeeb
B
de zeeq
C
de zeed
D
de zeep

Slide 19 - Quizvraag

3. Wat is dit?
A
Dit is de handdoek.
B
Dit is de hoofddoek.
C
Dit is de voetdoek.
D
Dit is de haardoek.

Slide 20 - Quizvraag

4. Wat is dit?
A
Dit is het bed.
B
Dit is de badkamer.
C
Dit is het bad.
D
Dit is de douche.

Slide 21 - Quizvraag

5. Wat is dit?
A
Dit is de boekenkast.
B
Dit is de kledingkast.
C
Dit is de koelkast.
D
Dit is de computerkast.

Slide 22 - Quizvraag

6. Wat is dit?
Typ een zin.

Slide 23 - Open vraag

7. Is dit het kussen?
A
Ja, dit is het kussen.
B
Nee, dit is het kussen niet.

Slide 24 - Quizvraag

8. Is dit de deken?
A
Nee, dit is geen deken.
B
Ja, dit is de deken.

Slide 25 - Quizvraag

9. Wat is dit?
A
Dit is het bed.
B
Dit is het laken.
C
Dit is het kussen.
D
Dit is de deken.

Slide 26 - Quizvraag

10. Wat is dit?
A
Dit is de speelzaal.
B
Dit is de wastafel.
C
Dit is de badkamer.
D
Dit is de spiegel.

Slide 27 - Quizvraag

11. Wat is dit?
A
Dit is de wekker.
B
Dit is de wakker.
C
Dit is de wikker.
D
Dit is de wokker.

Slide 28 - Quizvraag

12. Wat doe je op het bed?
A
Ik eet op het bed.
B
Ik douche op het bed.
C
Ik slaap op het bed.
D
Ik loop op het bed.

Slide 29 - Quizvraag

13. Wat doe je met de spiegel?
A
Ik luister in de spiegel.
B
Ik kijk in de spiegel.
C
Ik teken in de spiegel.
D
Ik praat in de spiegel.

Slide 30 - Quizvraag

14. Wat doe je met de zeep?
A
Ik was met de zeep.
B
Ik kook met de zeep.
C
Ik schrijf met de zeep.
D
Ik fiets met de zeep.

Slide 31 - Quizvraag

15. Wat zie je in de kledingkast?
A
Ik zie boeken in de kledingkast.
B
Ik zie een boom en een bloem in de kledingkast.
C
Ik zie een trui en een broek in de kledingkast.
D
Ik zie de hond in de kledingkast.

Slide 32 - Quizvraag

16. De wekker heeft een alarm om wakker te worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

17. Je ligt met je voeten op het kussen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

18. Het laken ligt op de vloer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

19. De deken ligt op het bed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

20. In het bad was je het lichaam.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Welke woorden vind jij makkelijk?
Typ ze hier.

Slide 38 - Open vraag

Welke woorden vind jij moeilijk?
Typ ze hier.

Slide 39 - Open vraag