In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lezen
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
www.beterspellen.nl
Slide 2 - Link
Wat gaan we doen?
Nakijken huiswerk
Vragenstellen over lastige onderdelen
Uitleg leestekens in een zin
Uitleg hoofdletters
Maken zelftoets online
Doel van de les:
Je kent de regels voor het gebruik van hoofdletters.
Je kent de regels voor het gebruik van leestekens.
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdletters en leestekens
Slide 4 - Tekstslide
Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.
Er zijn veel verschillende leestekens.
Slide 5 - Tekstslide
Regels over leestekens
Punt
einde van een zin
De hond is moe.
Vraagteken
eind van een vraagzin
Is de hond moe?
Uitroep-teken
einde van een zin met extra nadruk
De hond is moe!
Slide 6 - Tekstslide
Leestekens - vervolg
Komma
1. tussen 2 persoonsvormen
2. tussen een opsomming
3. na een naam of uitroep (begin van een zin)
4. voor voegwoorden omdat, terwijl, nadat, toen, want
1. Nadat Mart zijn boek had uitgelezen, schreef hij direct zijn fictiedossier.
2. Ik heb 3 kleuren; blauw, rood en groen.
3. Lianne, help me even.
4. Hij is blij, want hij heeft een miljoen gewonnen.
Dubbele punt
1. Voor een opsomming
2. Voor een citaat.
1. Ik heb dit weekend veel gedaan: gezwommen, film gekeken en met vrienden afgespreken.
2. Sharona vroeg: 'Mevrouw, wat is een citaat?'
Slide 7 - Tekstslide
Leestekens
Slide 8 - Tekstslide
Leestekens
Slide 9 - Tekstslide
HOOFDLETTERS
Je begint iedere zin met een hoofdletter.
Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
Feestdagen en merknamen schrijf je met een hoofdletter.
Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdletters Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen
Slide 11 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau
Slide 12 - Quizvraag
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Achtstegroepers Huilen Niet
B
Achtstegroepers huilen niet
Slide 13 - Quizvraag
Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma
Komma
Piet
kun
jij
de
vaatwasser
uitpakken
Slide 14 - Sleepvraag
Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Kijk die eekhoorn is nootjes aan het verzamelen.
,
Slide 15 - Sleepvraag
Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Ik ga naar binnen want ik heb het koud.
,
Slide 16 - Sleepvraag
Wat ga je nu doen?
Maak de opdrachten van H2.2 (niet 23 en 25)
Klaar? Laat je antwoorden zien en kijk ze daarna na met het antwoordenblad op Google Classroom.
Maak daarna de zelftoets op Op Niveau Online. (ga via leermiddelen naar Op Niveau Online. Klik op het poppetje rechtsboven in het scherm en vul de volgende groepscode in: M3C88H6S. Ga vervolgens naar 2 Taalverzorging 1. --> 2.2 Spelling --> zelftest)