RS 10V1 Literaire begrippen (11)

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 10V1
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...
Leg al je spullen vast op tafel.

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de krant staat een stukje over de opening van een restaurant...

McDonald's opent 220e restaurant in Heteren
(Arnhemse Koerier)

Deze zin kan twee dingen betekenen. Welke?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spreekwoorden/uitdrukkingen
Eva had gehoord dat de tegenstanders soms ruw speelden, dus ze was erg op haar....

1. hoede
2. vermoeden
3. woede

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spreekwoorden/uitdrukkingen
De uitdrukking is 'op je hoede zijn'.

Als je op je hoede bent, dan weet je dat je ergens voor moet oppassen. Je bent dus voorzichtig.
Hoede is een oud woorden dat 'bescherming' en 'aandacht' betekent. Denk ook aan het werkwoord behoeden dat 'beschermen' betekent.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programma
  • zelfstandig lezen (10 min)
  • uitdrukkingen (2 min)
  • literaire begrip: tijd in Het adres (20 min) 
  • literaire begrippen in een vogelvlucht (10 min)
  • wat neem je mee? (3 min)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
  • je hebt kent literaire begrippen, in het bijzonder tijd en ruimte 
  • je weet aspecten van tijd te herkennen in een tekst.



klassencode Lesson up: lgmmd 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het adres
opdracht 1, 3 4 en 6.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen....
in een vogelvlucht. 

Wat heb jij ervan gemaakt? 
uitwisseling met je buur.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire termen, wat weet jij van
tijd en ruimte?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 15 - Tekstslide

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 17 - Tekstslide

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 18 - Tekstslide

vooruitwijzing
terugwijzing
literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag
Bestuderen/leren literaire begrippen zodat je weet wat ze betekenen/inhouden.

Zoek in een krant tenminste drie verschillende teksten (tekstsoort/tekstdoel). Welke opbouw heb je herkend?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt en tot de volgende les

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tekstopbouw
Inleiding





(kern)
slot
functie
  • aandacht trekken (titel)
  • onderwerp noemen
  • aanleiding noemen
  • vraag stellen
  • mening geven
  • samenvatting geven
(    )
  • conclusie
  • samenvatting
  • advies

Slide 25 - Tekstslide

signaalwoorden conclusie: dus, daarom, dan ook, concluderend
signaalwoorden samenvatting\; kortom, samenvattend
advies te herkennen aan bijv zinnetjes als: het is raadzaam, het is beter, altijd goed om...

tekstopbouw 
Je hebt jouw krant doorgenomen. Welke tekstsoorten ben je tegengekomen?
Welke opbouw heb je herkend?

Laat jouw bevindingen zien aan je buurman/vrouw.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

filmpjes
uitleg literaire begrippen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies