Gebiedende wijs

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

L'impératif

Kijk!

Let op!

Luister!

Vorm:

1. je-vorm: bij een bekende die je met jij aanspreekt

2. nous-vorm: als je er zelf ook bij hoort ("laten we...")

3. vous-vorm: als je het tegen een groep hebt óf als je het tegen iemand zegt die je met u aanspreekt

Kijk!

regarde!

regardez!

laten we kijken!

regardons!

uitzonderingen:

être: sois, soyons, soyez

avoir: aie, ayons, ayez

aller: va, allons, allez

Bevestigende zin:

Als er bij de impératif in een bevestigende zin een voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbindt de impératif en het voornaamwoord met een streepje.

Tu achètes le billet? Achète-le!

Me en te veranderen in moi en toi, omdat de klemtoon er nu op valt.

Invite-moi! Nodig me uit!

Dépêche-toi! Haast je! (wederkerend)

Bij een impératif in een ontkennende zin staat het voornaamwoord er gewoon voor.

Ne m'invite pas! Nodig me niet uit!

Ne l'achète pas! Koop hem niet!

écoutez!

1. 1 persoon, bekende
2. 1 persoon, onbekende

Regardons!

1. laten we kijken!
2. kijk!

Reserveer een plaats (tegen festivalgangers)

1. réservons une place
2. réserve une place
3. réservez une place

Wees geduldig (tegen je vriendje)

1. soyons patient
2. sois patient
3. soyez patient

3 vormen van de impératif

Au travail:

Chapitre 4: exercices 38A+B