NU Ned 1F 2F Deel B Schrijven H2 2.4 Verslag

Verslag schrijven
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Verslag schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Langere teksten schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf
2.4 Verslag

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp
Een goed verslag schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt een goed verslag schrijven
- Je schrijft daarin antwoorden op de 5w+1h-vragen
- Je schrijft chronologisch: in de juiste volgorde, door gebruik te maken van signaalwoorden als eerst, daarna, vervolgens, tot slot
 Je schrijft een goede opbouw met inleiding, middenstuk en slot

Slide 5 - Tekstslide

Verslag schrijven

Slide 6 - Tekstslide

Verslag
In een verslag beschrijf je nauwkeurig wat je gezien, gedaan of besproken hebt.
Denk bijvoorbeeld aan een verslag van een sportwedstrijd, van je stage of van een gesprek tijdens je werk.

Slide 7 - Tekstslide

Regels voor een goed verslag
Een verslag is om te beginnen altijd volledig. De 5w+1h-vragen kunnen jou daarbij helpen.
Daarnaast is je verslag zakelijk en duidelijk
In een verslag geef je soms je mening. Bekijk goed of dit mag in de opdracht van jouw verslag. 

Slide 8 - Tekstslide

stageverslag
Elke opleiding heeft eigen eisen/regels voor wat in een stageverslag moet staan. 
Vraag aan je docent/begeleider wat de eisen zijn voor jouw opleiding.

Slide 9 - Tekstslide

werkverslag
In een werkverslag (overdracht werk) noem je vaak alleen de punten die van belang zijn voor de collega die het werk van je overneemt.

Slide 10 - Tekstslide

Les:
Een persoonlijk verslag schrijven

Slide 11 - Tekstslide

DOEL


- je kunt een eenvoudig persoonlijk verslag schrijven met een inleiding, middenstuk en slot

- je kunt volgordewoorden gebruiken

schrijven

Slide 12 - Tekstslide

Wat doe jij op een vrije zaterdag?

Sporten, je favoriete serie kijken, knutselen, gamen, 
je kamer opruimen, meehelpen met...?

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf in jouw schrift/kladblok een bericht van vijf zinnen over iets wat jij afgelopen zaterdag deed.
Schrijf dus in de vorm van de verleden tijd.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld verslag

Slide 15 - Tekstslide

Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. En toen rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Maar toen hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. En toen werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Lees het verslag

Slide 16 - Tekstslide

Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. En toen rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Maar toen hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. En toen werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Het verslag is nogal saai, doordat veel zinnen met 'toen', 'maar toen' en 'en toen' beginnen.
Welke woorden zou je in plaats daarvan kunnen gebruiken?

Slide 17 - Tekstslide

Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. Daarna rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Wanneer hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. Vervolgens werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Bijvoorbeeld

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk de video-uitleg
Maak notities van de uitleg

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

HERSCHRIJF in jouw schrift/kladblok jouw verslag over iets wat jij afgelopen zaterdag deed.
Herschrijf met de tips, die je zojuist hebt gevolgd.

Slide 21 - Tekstslide


Wat ik op vrijdagmiddag doe

Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
Lees de tekst

Slide 22 - Tekstslide


Wat ik op vrijdagmiddag doe

Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
In de tekst staan geen woorden die een volgorde noemen. Vul een passend volgordewoord in voor elke open plaats in de tekst. 
Kies steeds een ander volgordewoord.
1. Eerst.
2. Vervolgens, daarna, dan.
3. Daarna, vervolgens.
4. Dan, vervolgens, daarna.
5. Tot slot, ten slotte.

Slide 23 - Tekstslide


Wat ik op vrijdagmiddag doe

Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
Bedenk wat de oppas waarschijnlijk van het oppasbaantje vindt. 
Maak daarmee een slotzin.
Ik vind het oppassen leuk, maar soms ook een beetje saai.

Slide 24 - Tekstslide


Wat ik op vrijdagmiddag doe

Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
Wat zou je kunnen veranderen of toevoegen om deze tekst minder saai te vinden?
Voorbeelden van wat de oppas en de kinderen meemaken.

Slide 25 - Tekstslide

Samengevat

Slide 26 - Tekstslide

Een persoonlijk verslag

Een persoonlijk verslag is een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd.  Je vertelt de lezer alles wat hij moet weten. 
Dat doe je door in het verslag antwoord te geven op de 5w+h-vragen.

Slide 27 - Tekstslide

Zo schrijf je een persoonlijk verslag
• Schrijf op een papiertje kort de antwoorden op de 5w+h-vragen.
• Schrijf in de inleiding kort waar je verslag over gaat. Geef daarbij de antwoorden op de 5w-vragen.
• Vertel in het middenstuk de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). Gebruik woorden die een volgorde noemen. Bijvoorbeeld: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte.
• Verdeel je middenstuk in alinea’s.
• Vertel in het slot wat je er zelf van vond.

Slide 28 - Tekstslide

Leren
- Je kunt een goed verslag schrijven
- Je schrijft daarin antwoorden op de 5w+1h-vragen
- Je schrijft chronologisch: in de juiste volgorde, door gebruik te maken van signaalwoorden als eerst, daarna, vervolgens, tot slot
- Je schrijft een goede opbouw met inleiding, middenstuk en slot 

Slide 29 - Tekstslide