weektaak vorige week
oef 9: 1 + h / 2 + f / 3 + g / 4 + b / 5 + c / 6 + d / 7 + a / 8 + e
10 : 1 gescheiden / 2 getrouwd / 3 de halfbroer/ 4 enig kind 5 alleen / 6 het geluk / 7 de buurvrouw / 8 het weekend
Exercice 11 – Õn 1, 5, 7 / Ãn 2, 3, 8 / In 4, 6
Exercice 12: 1 A / 2 B, C
Exercice 13 : 1 A, C, D / 2 Haar ouders zijn gescheiden. Haar moeder is hertrouwd. / Ze heeft een halfbroertje.
3 a faux / b vrai
4 a vrai / b vrai / c faux
5 moeder, oom, tante, neefjes, vrienden // 6 mijn
Exercice 14 : 1 1 = F, 2 = E, 3 = A, 4 = C, 5 = B
Over: D omroepbericht in een winkel
2 1 19 / 2 8/ 3 12 / 4 10 / 5 16
Ex16A 1 mijn vader / mijn moeder / mijn vrienden /
2 mijn
16B :1 Mon, ton en son: als er een mannelijk zlfs naamwoord achter staat. Ma, ta en sa worden gebruikt als er een vrouwelijk zn achter staat. Mes, tes en ses worden gebruikt voor een zn in het meervoud.
2 jouw zijn, haar
Exercice 16C
1 a v ma / b m ton / c mv tes / d m son / e mv ses
2 a Mijn moeder heet Laura. / b Woont jouw oom in Parijs?
c Waar zijn jouw grootouders? / d Boris houdt van zijn hond.
e Daar is Eva met haar vrienden.
3 a mon / b ton / c tes / d sa / e son
Exercice 16D
1 mes cousins / 2 ton anniversaire / 3 sa famille
4 son quartier / 5 tes copains / 6 sa classe
7 ma maison / 8 ton invitation