Gebruik je bij: FEITEN, GEWOONTES EN IETS WAT REGELMATIG GEBEURT.
1. bij dingen die je dagelijks doet of als iets dagelijks, wekelijks, jaarlijks gebeurt = (routine): They usually take a walk with their son.
2. in een rooster of de aankomst en vertrektijden: The train leaves at platform 5
3. Feiten die altijd waar zijn – algemene feiten bijv. Wetenschappelijke feiten, geografische beschrijvingen: Water freezes at 0 degrees.
4. Bij meningen, gevoelens, voorkeuren: She likes making snowmen