In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
4.2 Voedselproductie
Schrijf in je agenda:
22 september SO over paragraaf 1 en 2
Neem ook de studiewijzer over in je agenda!
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Herhalingsvragen H4.1 en 4.2
Uitleg §4.2 -->
Aan de slag!
Afsluiting/vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn natuurlijke hulpbronnen?
A
Steenkool
B
Lava
C
Water
D
Beton
Slide 3 - Quizvraag
Wat beïnvloed jouw ecologische voetafdruk?
Slide 4 - Open vraag
Het verbouwen van de ingredienten voor bijvoorbeeld chocopasta kost En het transport ervan kost .
Op deze manier kun je van uitrekenen hoeveel ruimte daarvoor nodig is. Deze berekening heet de voetafdruk.
Als we de ruimte eerlijk over alle mensen zouden verdelen, heeft elke bewoner hectare beschikbaar. Het probleem is dat we nu per mens hectare gebruiken!
De aarde is te voor alle mensen die erop wonen.
Sleep de woorden naar de juiste plek
klein
2,8
1,7
Ecologische
producten
energie
ruimte
Slide 5 - Sleepvraag
Welke stellingen over draagkracht zijn waar, en welke zijn niet waar?
WAAR
NIET
WAAR
In landen met een hoge draagkracht is het oké om een grote voetafdruk te hebben
Landen met een hoge draagkracht maken vaak veel voedsel en producten voor de rest van de wereld
Een lage draagkracht betekent dat een stuk land weinig oplevert.
Een hoge draagkracht betekent dat veel mensen van één stukje land kunnen leven.
Gebieden met een goed klimaat en een vruchtbare grond hebben een hoge draagkracht.
Als landen arm zijn, is hun draagkracht ook altijd laag.
Slide 6 - Sleepvraag
Leerdoelen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Schaalvergroting
Bij schaalvergroting maken ze een heel groot bedrijf wat één soort voedsel produceert.
Dit scheelt geld. Boeren hoeven zo minder verschillende machines aan te schaffen om al het werk te doen.
Ook proberen de boeren zoveel mogelijk opbrengst te halen van een dier of een hectare grond. Dit heet intensivering
Door maar één gewas te laten groeien, neemt de biodiversiteit af. Dat betekent dat er minder soorten planten en dieren voorkomen op aarde. Gewassen of dieren waar we niets aan hebben, sterven uit.
Schaalvergroting
Dit is makkelijk voor de
boeren. Ze kunnen enorme
stukken land in één keer
oogsten. Alleen groeit
hier ook niks anders meer.
Zonder schaalvergroting
Hier groeien veel meer
soorten planten. Dit is goed
voor de biodiversiteit, maar
het werk van de boer
wordt wel moeilijker
en duurder
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Door de focus op een beperkt aantal gewassen te hebben zal de biodiversiteit
A
Toenemen
B
Afnemen
Slide 12 - Quizvraag
Koppel de tekstjes en foto's aan de juiste
manier van voedsel verbouwen.
Biologisch
Schaalvergroting
.
Intensivering
Dit vind ik zelf
het beste idee!
Goed voor dieren, slecht voor de voetafdruk
Gigantische bedrijven zijn efficiënter
Slide 13 - Sleepvraag
Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.
Slide 14 - Quizvraag
Het tropisch regenwoud moet plaats maken voor akkers. Door de akkers neemt de biodiversiteit in het gebied
A
toe
B
af
Slide 15 - Quizvraag
Zijn de volgende stellingen goed of fout? I. Met genetische modificatie wordt de opbrengst van een gewas vergroot. II. Als gevolg van schaalvergroting zijn er nu minder boerenbedrijven dan vroeger