We beginnen met LessonUp, dus pak je laptop en doe mee
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Welkom 3THo!
We beginnen met LessonUp, dus pak je laptop en doe mee
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling Lezen H1, H2 en De Brug
Je herhaalt wat leesstrategieën zijn.
Je kan vaste tekststructurenherkennen.
Je oefent met tekstverbanden en signaalwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Leesstrategieën
Je kent 4 leesstrategieën:
oriënterend lezen
globaal lezen
precies lezen
zoekend lezen
Slide 3 - Tekstslide
Vaste tekststructuren
De meeste teksten bestaan uit
inleiding
middenstuk
slot
Slide 4 - Tekstslide
Vaste tekststructuren
Die driedeling kun je terugzien in verschillende
vaste tekststructuren
Er zijn er veel, jullie moeten er 7 kennen
Slide 5 - Tekstslide
1. aspectenstructuur
De aspectenstructuur geeft verschillende kenmerken van het onderwerp
Voorbeeld: recensie
Voor
inleiding
onderwerp
middenstuk
diverse aspecten van het onderwerp
slot
samenvatting
Slide 6 - Tekstslide
2. verleden/heden/toekomststructuur
De verleden/heden/toekomststructuur geeft een vergelijking tussen vroeger en nu
Voorbeeld: Geschiedenis van Nederland 1921-2021
Voor
inleiding
onderwerp
middenstuk
situatie vroeger - situatie nu
slot
conclusie of situatie in de toekomst
Slide 7 - Tekstslide
3. voor- en nadelenstructuur
De voor- en nadelenstructuur geeft verschillende kanten van een onderwerp
Voorbeeld: Wel of geen kortere zomervakantie?
Voor
inleiding
onderwerp, vraag of stelling
middenstuk
voor- en nadelen
slot
afweging
Slide 8 - Tekstslide
4. vraag/antwoordstructuur
De vraag/antwoordstructuur beantwoordt een vraagstuk in de tekst
Voorbeeld: Hoe verzorg je een hond?
Voor
inleiding
vraag
middenstuk
antwoorden
slot
samenvatting
Slide 9 - Tekstslide
5. argumentatiestructuur
De argumentatiestructuur beantwoordt een vraagstuk in de tekst
Voorbeeld: betoog, debat
Voor
inleiding
standpunt
middenstuk
argumenten voor en tegen
slot
herhaling stelling
Slide 10 - Tekstslide
6. probleem/oplossingstructuur
De probleem/oplossingstructuur biedt een oplossing voor een probleem
Voorbeeld: Stikstof verminderen in Nederland
Voor
inleiding
probleem
middenstuk
gevolgen/oorzaken/oplossingen
slot
de beste oplossing
Slide 11 - Tekstslide
7. verklaringsstructuur
De verklaringsstructuur verklaart een bepaald verschijnsel
Voorbeeld: Waarom draait de aarde om de zon?
Voor
inleiding
bepaald verschijnsel
middenstuk
kenmerken/voorbeelden
slot
samenvatting
Slide 12 - Tekstslide
Kortom, ook al is alcohol niet gezond, het kan wel voor hele leuke avonden zorgen.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag/antwoordstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 13 - Quizvraag
In de volgende alinea worden de geschiedenis, de topografie en de cultuur van Spanje besproken.
A
verklaringsstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 14 - Quizvraag
Het vieren van Sinterklaas is door de jaren heen erg veranderd in de Nederlandse cultuur.
A
verklaringsstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 15 - Quizvraag
Isaac Newton heeft in verschillende stukken geschreven over het fenomeen zwaartekracht.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag/antwoordstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 16 - Quizvraag
Nederland moet minder vlees eten, maar de boeren moeten nog wel een inkomen houden, bv. door champignonteelt.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
probleem/oplossingstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 17 - Quizvraag
Dit document geeft tips over wat je allemaal moet doen om een huis te kunnen kopen.
A
vraag/antwoordstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 18 - Quizvraag
Tekstverbanden
Slide 19 - Tekstslide
Welke tekstverbanden moet je kennen?
Chronologisch
Concluderend
Doel-middel
Oorzakelijk
Redengevend
Samenvattend
Toelichtend
Vergelijkend
Opsommend
Tegenstellend
Slide 20 - Tekstslide
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden: nadat, vroeger, intussen?
A
Oorzakelijk
B
Doel-middel
C
Chronologisch
D
Concluderend
Slide 21 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden: Kortom, met andere woorden
A
Redengevend
B
Toelichtend
C
Chronologisch
D
Concluderend
Slide 22 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden: Bijvoorbeeld, als, neem nou
A
Samenvattend
B
Vergelijkend
C
Toelichtend
D
Concluderend
Slide 23 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden: doordat, als gevolg van, dankzij
A
Samenvattend
B
Redengevend
C
Chronologisch
D
Oorzakelijk
Slide 24 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
omdat, daarom, dus
B
opdat, zodat, door middel van
C
daarbij, en, ook
D
denk aan, zoals, bijvoorbeeld
Slide 25 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend verband?
A
toch, maar, daarentegen
B
kortom, samengevat, al met al
C
dus, daarom, dat houdt in
D
vroeger, later, nu
Slide 26 - Quizvraag
Aan de slag
Maak voor jezelf een overzicht van de tekstverbanden en signaalwoorden en de tekststructuren. Dit is al de helft van het leerwerk! Vragen over de stof? Dit is het moment :)
Klaar? Pak dan je leesboek. Als je maar bezig bent!