Examentraining Tekstvragen KB

Examentraining
Lesdoel:
--> Je oefent met zoekend lezen
--> Je oefent met de meest voorkomende vragen
--> Je ontdekt waarom je een vraag goed of fout beantwoordt
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
Lesdoel:
--> Je oefent met zoekend lezen
--> Je oefent met de meest voorkomende vragen
--> Je ontdekt waarom je een vraag goed of fout beantwoordt

Slide 1 - Tekstslide

ZOEKEND LEZEN
1) Lees niet de hele tekst, maar ga direct op zoek naar de informatie die je nodig hebt.
2) Kijk in welke alinea of bij welk tussenkopje het antwoord zou kunnen staan.
3) Hoe zou je het antwoord/informatie kunnen herkennen?
4) Let op opvallende woorden/cijfers/schema's.
5) Lees de alinea waarvan je denkt dat daar het antwoord in staat.

Slide 2 - Tekstslide

Meer dan de helft van de geteste soepen is verpakt in blik.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Volgens de experts horen er doperwten in erwtensoep te zitten.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

In Struik Boerensoep erwten zit een kleine hoeveelheid spinazie.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Unox Rijkgevulde erwtensoep krijgt een voldoende
(5,5 of hoger) voor smaak, maar een onvoldoende
(lager dan 5,5) voor dierenwelzijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Het woord ‘snerten’ is afgeleid van snotterig.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Ineke Luybé is de winnaar van het WK snertkoken.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Volgens Willem Himmelreich kun je de uien voor de
erwtensoep het best in ringen van 0,2 centimeter
snijden.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Het consumentenpanel bestaat uit 62 mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Er zijn drie soepen die op de beide onderdelen zout
én vetpercentage een onvoldoende scoren (lager dan
5,5).
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

ADVERTENTIE
Een advertentie is een uiting die bedoeld is om het publiek te verleiden tot een aankoop of actie.
Geschreven advertenties hebben vaak maar weinig tekst, beeld speelt een belangrijke rol
Een geschreven advertentie bevat meestal een pakkende
zin die de aandacht trekt.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Deze advertentie bestaat uit tekst en een foto van Marcio in een supermanpak. Op welke manier is de afbeelding gebruikt?
A
De afbeelding geeft een beeld van de werkzaamheden van het fonds verstandelijke gehandicapten.
B
De afbeelding haalt mensen over om geld te geven aanzet fonds verstandelijke gehandicapten.
C
De afbeelding laat de donateurs zien waarin onder andere hun geld wordt geïnvesteerd.
D
De afbeelding laat zien dat het belangrijk is om geld te investeren in het fonds verstandelijk gehandicapten.

Slide 14 - Quizvraag

Vul de volgende zin aan:

Overdag is Marcio een heel gewone jongen, maar 's avonds...
A
groeit zijn zelfvertrouwen en kruipt hij graag in de huid van Superman
B
speelt hij Superman om geld bij te verdienen.
C
trekt hij altijd een pak van Superman aan als hij naar de toneelvereniging gaat.
D
zoekt hij graag het gevaar op en doet hij alsof hij Superman is.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden waarom deze advertentie is gemaakt?

A
Om mensen over te halen om naar de voorstelling van Marcio te gaan.
B
Om mensen te informeren over het fonds verstandelijke gehandicapten.
C
Om mensen te overtuigen waarom ze geld moeten geven aan het fonds verstandelijke gehandicapten.
D
Om uit te leggen waarom het zo belangrijk is dat het fonds verstandelijke gehandicapten in stand blijft.

Slide 16 - Quizvraag

Vragen bij teksten

Slide 17 - Tekstslide

Tekstonafhankelijke vragen
  • Wat is de titel van de tekst?
  • Wat zijn de tussenkopjes van de tekst? / Hoeveel tussenkopjes zijn er?
  • Wat is het onderwerp van de tekst?
  • Hoeveel alinea’s heeft de tekst?
  • Uit welke alinea(‘s) bestaat de inleiding?
  • Uit welke alinea(‘s) bestaat het middenstuk?
  • Uit welke alinea(‘s) bestaat het slot?
  • Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
  • Wat is het tekstdoel?
Wat is de tekstsoort?

Slide 18 - Tekstslide

Tekstafhankelijke vragen
Dit kunnen verschillende vragen zijn. 
Het zijn altijd vragen die bij desbetreffende tekst passen.
  • In alinea 4 wordt het volgende gezegd (.......), waarom past dat zo goed bij wat er in alinea 5 wordt verteld?
  • Een nieuwkomer met ambitie kan het hier zwaar krijgen volgens alinea 2. Hoe komt het dat die ambitie meteen de kop wordt ingedrukt?
  • Wat was de conclusie van het onderzoek van Arieke van Liere?
  • In alinea 1 staat: “De blik is nu gericht op Zuid-Afrika.” Wat wordt hiermee bedoeld? 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de functie van de 1e alinea?
A
Alinea 1 beschrijft een pakkend verhaal.
B
Alinea 1 geeft een conclusie vooraf.
C
Alinea 1 geeft een korte samenvatting.
D
Alinea 1 noemt een opvallend verschijnsel.

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

De alinea's 4 en 5 horen bij elkaar. Welk kopje past het best boven alinea 4 en 5 samen?
A
Belonen
B
Hard werken
C
Heuvel op
D
Lancering

Slide 23 - Quizvraag

In alinea 5 staat: 'Zodra we een heuvel op moeten, krijg ook ik het voor de kiezen.'
Door welke zin kun je 'krijg ook ik het voor de kiezen' vervangen?
A
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik een keuze.
B
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik het zwaar.
C
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik last van mijn gebit.
D
Zodra we een heuvel op moeten, krijg ik straf.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Welke zin past het best bij de laatste alinea?
A
De lezer wordt aangezet tot nadenken.
B
Er wordt een conclusie getrokken.
C
Er wordt een samenvatting gegeven.
D
Er wordt een toekomstverwachting beschreven.

Slide 26 - Quizvraag

Kijken en luisteren
Je gaat kijken en luisteren naar een fragment uit het programma 'Altijd Wat' van de NCRV. Het programma gaat over de astronaut André Kuipers.
Hij is twee keer in de ruimte geweest. Dit programma is uitgezonden VOOR zijn tweede ruimtevlucht. 

Slide 27 - Tekstslide

De presentator, Frénk van der Linden, begint met het voorlezen van een stukje uit het stripalbum 'Kuifje'. Waarom doet Frénk van der Linden dat?
A
Om het interview met Andre Kuipers in te leiden.
B
Om te laten zien dat Andre Kuipers het boek heeft gebruikt om Russisch te leren.
C
Om te laten zien dat hij al sinds zijn puberteit boeken van Kuifje leest.
D
Omdat hij graag net zoals Kuifje wil zijn.

Slide 28 - Quizvraag

Vervolg filmpje

Slide 29 - Tekstslide

Andre Kuipers laat het voedsel zien dat hij in de ruimte gaat eten. Welke uitspraak past het best bij de presentator?
A
De presentator vindt het apart dat er warm water bij het voedsel moet.
B
De presentator vindt het bijzonder dat er een keuken aan boord is.
C
De presentator vindt het eten er niet als eten voor mensen uitzien.
D
De presentator vindt het vreemd dat al het eten in zakjes zit.

Slide 30 - Quizvraag

Andre Kuipers vertelt iets over het eten in de ruimte.
Welke uitspraak is NIET juist?
A
Aan al het eten moet je water toevoegen.
B
Al het eten zit in blikjes en plastic zakjes.
C
Het voedsel moet technisch een beetje aangepast zijn.
D
Soms eet een bemanningslid al het lekkere voedsel op.

Slide 31 - Quizvraag

Nog een paar tips:
Citeren
  • Lees goed of je een zin moet citeren of een woordgroep.
  • Bij een woordgroep, schrijf je het altijd helemaal over.
  • Bij een zin mag je die overschrijven of je schrijft de eerste en de laatste 2 woorden over. 
  • Noteer bij het citeren altijd de regelnummers, zet deze tussen haakjes (    )

Slide 32 - Tekstslide

Tips
Als een vraag begint met: Wat was de aanleiding voor het schrijven van deze tekst?
Dan bedoelen ze eigenlijk: Wat is de reden dat deze tekst is geschreven.
vb. Er is iets uitgevonden, er is iets gebeurd, er is een onderzoek gedaan

Slide 33 - Tekstslide

Tips bij open vragen
  1. Neem de tijd!
  2. Lees de vragen goed door. Wat moet je precies opschrijven?
  3. Zoek rustig naar het antwoord.
  4. Kijk hoe je het op moet schrijven.
  5. Schrijf dan jouw antwoord op.

Slide 34 - Tekstslide

Tips bij meerkeuzevragen
1. Lees de vraag goed door.
2. Kijk nog niet naar de antwoorden.
3. Zoek in de tekst naar het antwoord.
4. Welk antwoord lijkt het meest op het antwoord wat jij hebt gevonden?

Slide 35 - Tekstslide

Tips schrijfvaardigheid
LEER DE OPBOUW VAN DE
  • Zakelijke e-mail
  • Zakelijke brief
  • Het artikel 

Slide 36 - Tekstslide

Ik weet nu beter hoe ik mijn examen moet maken. Ik heb er vertrouwen in!
ja
nee
Ik heb nog wat hulp nodig.

Slide 37 - Poll