psychiatrie

psychiatrie
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

psychiatrie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke klachten passen het beste bij een depressieve stoornis
A
somberheid langer dan 14 dagen , geen plezier,verstoord slaappatroon
B
somberheid langer dan 7 dagen , overmatig piekeren,prikkelbaarheid,aanhoudende vermoeidheid
C
somberheid langer dan 21 dagen , concentratieproblemen,aanhoudende vermoeidheid

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke onttrekkingsverschijnselen passen het meest bij iemand met alcohol afhankelijkheid die stopt met alcohol?
A
hoofdpijn, agressie, bewustzijnsverlies, concentratie verlies
B
ervaren onrust,maag-darmklachten, tremoren in armen en benen, hoofdpijn
C
hallucinaties, bewustzijnsverlies, concentratieverlies, hoofdpijn

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

casus 48 jarige man meldt zich bij de arts met vage klachten, prikkelbaarheid, concentratie problemen, somberheid, slecht slapen, alcoholgebruik slechte zelfzorg klachten zijn 3 maanden geleden begonnen na terugkomst Mali

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is de werkhypothese?
A
aanpassingsstoornis
B
acute stress stoornis
C
posttraumatische stress stoornis

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat houdt schizofrenie in?
A
een eenmalige psychotische episode hebben doorlopen
B
meerdere psychotische episodes hebben doorlopen, waarbij negatieve symptomen meer en meer op de voorgrond komen te staan
C
meerdere psychotische episodes,waarbijmen in de laatste episode positieve symptomen blijven ervaren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

rond welke leeftijd heeft men de meeste kans op het ontwikkelen van schizofrenie?
A
tussen de 15-20 jaar
B
tussen de 20-30 jaar
C
40 jaar en ouder

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wetenschap die doet onderzoek naar het verouderingsproces van de mens?
A
gerontologie
B
psychiatrie
C
psychologie
D
geriatrie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 5 belangrijke grote groepen medicatie in de psychiatrie. Dit zijn psychostimulantia, anxiolytica, stemmingsstabilisatoren, antidepressiva en?
A
anti-psychotica
B
anti-emetica
C
anti-biotica
D
anti-diuretica

Slide 9 - Quizvraag

1. Antipsychotica: bij psychoses, delieren en manieën.
2. Antidepressiva: bij depressies, angststoornissen, boulimia nervosa en somatoforme stoornissen.
3. Stemmingsstabilisatoren: bipolaire stoornissen.
4. Anxiolytica: onthoudingstherapieën en delieren, angststoornissen en slaapstoornissen.
5. Psychostimulantia: bij ADHD
Welke effect heeft classificeren in de psychiatrie niet?

A
Er kan onderzoek worden gedaan.
B
Het helpt bij het voorspellen van het verloop van psychiatrische ziekten/stoornissen.
C
Het zorgt ervoor dat kennis over afwijkende gedragspatronen toeneemt.
D
Het zorgt ervoor dat je de oorzaak van psychiatrische ziekten/stoornissen kunt vaststellen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Psychiatrie is het specialisme binnen de psychologie dat zich richt op onderzoek naar en behandeling van psychiatrische stoornissen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar valt crisisdienst onder?
A
acute psychiatrie
B
langdurige psychiatrie
C
ouderenpsychiatrie
D
kinder- en jeugdpsychiatrie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het dementie of psychiatrie?

Dementiepatiënten kunnen niet ook psychisch in de problemen komen of psychotische angsten doormaken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende is een belangrijk doel van psycho-educatie in de psychiatrie?
A
Het voorschrijven van medicatie
B
Het aanleren van coping-strategieën
C
Het vermijden van sociaal contact
D
Het diagnosticeren van psychische aandoeningen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het werken in de psychiatrie kom je veel agressie tegen.
A
waar
B
niet waar
C
weet niet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een manische man staat op het metro-perron met keiharde dance muziek. Daarnaast doet hij een pogingen voorbijgangers het hof te maken en laat zich hierin niet begrenzen. De politie komt de man arresteren en merken dat hij verward is. Waar kan deze man het beste terecht?
A
Acute psychiatrie
B
Langdurige psychiatrie
C
Ouderen psychiatrie
D
Kinder en jeugd psychiatrie.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw de Vries (80 jaar) is sinds een jaar weduwe. Sinds vier weken komt zij nauwelijks haar bed nog uit en zorgt zij slecht voor zichzelf. Haar dochter denkt dat mevrouw de vries misschien depressief is. Waar kan zij het beste terecht?
A
Acute psychiatrie
B
Langdurige psychiatrie
C
Ouderen psychiatrie
D
Kinder en jeugd psychiatrie.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een meisje van 14 jaar oud met een eetstoornis verliest steeds meer gewicht. Haar ouders en de huisarts maken zich flinke zorgen. Waar kan zij het beste terecht?
A
Acute psychiatrie
B
Langdurige psychiatrie
C
Ouderen psychiatrie
D
Kinder en jeugd psychiatrie.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrouw van 70 jaar oud is al vanaf haar 35 opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in verband met recidiverende depressies. Ondanks haar behandelingen blijft zij suïcidaal en is zij niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Waar kan zij het beste terecht?
A
Acute psychiatrie
B
Langdurige psychiatrie
C
Ouderen psychiatrie
D
Kinder en jeugd psychiatrie.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Psychiatrie in de oertijd, men dacht dat
A
Patiënten waren bezeten door een oergeest
B
Patienten waren bezeten door een voorouder
C
Patienten konden met de geesten communiceren
D
Alle drie is waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk kenmerk van ervaringsdeskundigen?
A
Persoonlijke ervaring met psychische problemen
B
Zij zijn alleen vrijwilligers
C
Geen directe ervaring met psychiatrie
D
Werken alleen vanuit een theorie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk principe bij het omgaan met escalatie van conflicten in de psychiatrie
A
Onmiddellijk fysiek ingrijpen om de situatie te beheersen.
B
Het negeren van verbale agressie om verdere escalatie te voorkomen.
C
Actief luisteren en empathie tonen om de spanning te verminderen
D
De patiënt isoleren zonder verdere communicatie.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vaardigheid is essentieel voor een verpleegkundige bij het omgaan met agressie en onbegrepen gedrag in de psychiatrie?
A
vermijding
B
assertiviteit
C
hulpvraag formuleren
D
isoleren zorgvrager

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van psychiatrie komt hospitaliseren het meest voor?
A
ouderenpsychiatrie
B
acute psychiatrie
C
langdurige psychiatrie
D
alle vormen van psychiatrie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke psychiatrie wordt een zorgvrager heen gestuurd als hij / zij / het nu direct hulp nodig heeft?
A
Langdurige psychiatrie
B
Acute psychiatrie
C
Ouderen psychiatrie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat PGS voor?
A
Psycho Gerelateerd Syndroom
B
Psychose Gevoeligheids syndroom
C
Psychose Gedrag Syndroom
D
Psychiatrie Gedrag en Socialisatie

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk aspect van nazorg na opname in de psychiatrie?
A
psycho educatie voor zorgvrager en naasten
B
een follow up gesprek
C
medicatie overdragen aan de huisarts
D
zorgvrager een hobby geven

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'expressed emotion' in de psychiatrie?

A
Emotionele uitingen van familieleden
B
Positieve steun van vrienden
C
Onpersoonlijke therapiebenadering
D
Persoonlijke interacties met patiënten

Slide 28 - Quizvraag

Familie kan uit bezorgdheid heel erg bemoeizuchtig worden. Die boosheid en bezorgdheid worden in deftige termen Expressed Emotions genoemd. Het is bewezen dat Expressed Emotions een goed herstel in de weg staan en leiden tot meer opnames.
Wat is de DSM?
A
handboek voor geriatrische aandoeningen
B
woordenboek voor de psychiatrie
C
handboek om te leren omgaan met patienten
D
handboek voor psychiatrische aandoeningen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De psychiatrie is een veelzijdig vakgebied binnen de gezondheidszorg. Dit komt doordat er grote onderlinge verschillen zijn tussen de psychiatrische ziektebeelden en de zorgbehoeften. Iemand met een acute psychose heeft een andere vorm van zorg en behandeling nodig dan iemand met een langer durende psychiatrische aandoening. Verbind iedere vorm van zorg aan de bijpassende zorgbehoefte.

Welke zorg levert een FACT team ( Flexible Assertive Community Treatment)?
A
kort durende ondersteuning bij psychische klachten
B
langdurende ambulante behandeling bij psychiatrische klachten
C
kortdurende intensieve psychiatrische thuiszorg
D
herstelondersteunende omgeving en behandeling voor zv in een crisis

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke categorieën binnen de psychiatrische zorg kennen we?
A
Ouderen-psychiatrie, forensische-psychiatrie en acute psychiatrie
B
Interne-psychiatrie, ouderen-psychiatrie en ambulante psychiatrie
C
Ambulante-psychiatrie, forensische psychiatrie en externe-psychiatrie
D
Holistische-psychiatrie, ordinaire-psychiatrie, hospitality-psychiatrie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie bepaald wanneer iemand naar de forensische psychiatrie moet?
A
Gespecialiseerde arts
B
De rechter
C
De burgemeester
D
De koning

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziektebeelden komen veel voor in de forensische psychiatrie?
A
Depressie
B
Persoonlijkheidsstoornis
C
Middel gerelateerde stoornis
D
Paniekstoornis

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van onderstaande is een diagnostisch instrument in de psychiatrie?
A
LHV
B
DSM-5
C
DCI-6
D
FML

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is psychofarmaca?
A
Psychofarmaca een medicatie dat gebruikt word bij psychiatrische klachten en ziekten.
B
Psychofarmaca is een van de bekendste ziektebeelden van de psychiatrie
C
Psychofarmaca is een arts die gespecialiseerd is in medicatie bij psychogeriatrie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke kenmerken passen het beste bij een eetstoornis?
A
onbedoeld gewichtsverlies, niet willen eten ,overgeven, uitblijven menstruatie
B
bedoeld gewichtsverlies, verstoorde lichaamsbeleving, uitblijven menstruatie
C
bedoeld gewichtsverlies overgeven na het eten, niet willen eten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat valt het meest op bij iemand met PTSS problematiek?
meerdere antwoorden goed
A
prikkelbaarheid, agressie
B
paniekaanvallen, somberheid
C
alcohol cannabisgebruik
D
slecht slapen, concentratieproblemen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat houdt een hallucinatie in?
A
vervormde overtuiging van de feitelijke werkelijkheid
B
een formele denkstoornis
C
het zien,horen , ruiken ,voelen van aspecten die niet tot de feitelijke situatie behoren

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat past het beste bij een borderline persoonlijkheidsstoornis
A
structureel patroonvanaf de adolescentie waarbij hechtings-emotieregulatieproblematiek
B
langdurig patroon van zwart wit denken, conflicten met de ander , suicidaliteit
C
korte heftige crisissituaties die uitmonden in acting out gedrag

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een waan?
A
het horen van stemmen
B
het zien van schimmen
C
vervormde overtuiging van de feitelijke waarheid

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

32 jarige sergeant meldt zich samen met haar partner , klachten van hoofdpijn, stemmingswisselingen, agressie problematiek sinds afgelopen 3 maanden wat is de werkhypothese?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wanneer spreekt men van een paniekaanval?
A
trillen, beven, hartkloppingen, transpireren
B
pijn op de borst, misselijkheid, vrees om dood te gaan, tintelend gevoel in armen en benen
C
alle bovenstaande symptomen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

24 jarige man , voelt zich topfit, kan alles aan, heeft veel ideeën, die hij ten uitvoer wil brengen, wil ontslag nemen en een eigen onderneming starten, waar denken jullie aan?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat GGZ voor?
A
Gewone gezondheidszorg
B
Geestelijke gehandicaptenzorg
C
Geestelijke gezondheidszorg
D
Psychiatrie

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

forensische psychiatrie is gericht op zorgvragers die
A
een ernstig verstandelijke beperking hebben
B
een psychische stoornis hebben en een strafbaar feit hebben gepleegd
C
een aantoonbare afwijking hebben in de frontaalkwab
D
behandeld worden door 2 klinieken tegelijk

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie worden psychofarmaca voorgeschreven?
A
Verpleegkundig specialist psychiatrie
B
Huisarts
C
Psychiater
D
Psycholoog

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dwayne loopt midden in de winter op blote voeten op straat. Hij schreeuwt naar voorbijgangers dat er aliens ronddwalen die in hem willen kruipen en hem willen bezitten. De politie wordt gebeld door zijn omgeving. In zijn wanhoop wil hij van een brug springen. Wat zou er mogelijk gebeuren met Dwayne?
A
gedwongen opname
B
vrijwillige opname
C
naar huis
D
forensische psychiatrie

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 5 groepen medicatie voor de psychiatrie. Psychostimulantie, Anxiolytica, stemmingsstabilisatoren, antidepressiva en?
A
antipsychotica
B
antiemetica
C
antibiotica
D
antidiuretica

Slide 48 - Quizvraag

1. Antipsychotica: bij psychoses, delieren en manieën.
2. Antidepressiva: bij depressies, angststoornissen, boulimia nervosa en somatoforme stoornissen.
3. Stemmingsstabilisatoren: bipolaire stoornissen.
4. Anxiolytica: onthoudingstherapieën en delieren, angststoornissen en slaapstoornissen.
5. Psychostimulantia: bij ADHD