De Present Perfect Tijd wordt gebruikt om uit te drukken dat iets in het verleden is gebeurd, maar nog steeds relevant is voor het heden. Om de Present Perfect te maken, gebruik je 'have' of 'has' gevolgd door het voltooid deelwoord van het werkwoord. Het voltooid deelwoord is de derde vorm van een werkwoord. De Present Perfect Tijd is belangrijk omdat het in veel situaties wordt gebruikt.