Media (par. 2.1)

Communiceren, wat is dat eigenlijk?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Communiceren, wat is dat eigenlijk?

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer communiceer jij?

Slide 2 - Woordweb

Wat leer je vandaag?
Je kan verschillende vormen van communicatie benoemen en uitleggen.

Je kan het begrip massamedia uitleggen

Je kan uitleggen waarvoor je media dagelijks gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Is dit communicatie?


Een meisje rent naar haar slaapkamer en gaat op deze manier op haar bed zitten.
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Is dit communicatie?


Een kleinkind stuurt een kaart naar haar oma vanwege haar 80e verjaardag
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Is dit communicatie?


Een voetbalcoach trekt zijn wenkbrauw op na een vraag van een journalist
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Communicatie
Communicatie is het ontvangen en doorgeven van informatie. Bij communicatie is altijd een zender en een ontvanger.

Deze informatie wordt verstuurd door een medium: een middel om te communiceren (meervoud = media)

Je kan informatie doorgeven verbaal (met woorden) of non-verbaal (zonder woorden, dus met houding, gebaren, gezichtsuitdrukking).

Slide 7 - Tekstslide

Met wie communiceer jij en welk medium gebruik je daarbij?

Slide 8 - Woordweb

Communicatie
Persoonlijke communicatie
  • 1 zender, 1 ontvanger

Massacommunicatie
  • Openbare communicatie (iedereen kan het zien, horen of lezen) waarbij grote groepen mensen worden bereikt 
  • via massamedia

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De roddelaccounts op TikTok zijn een voorbeeld van...
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 11 - Quizvraag

De roddelaccounts op TikTok zijn een voorbeeld van...
A
Persoonlijke communicatie
B
Massacommunicatie

Slide 12 - Quizvraag

Communicatie
Pak je telefoon erbij

Ga naar magister.learn > Werkblad Introductie Media


Klaar? Maak opdrachten: 4, 10, 11, 12 en 13 van paragraaf 2.1




Slide 13 - Tekstslide