Th4.2 Organismen ordenen

Thema 4 Ordening
4.2 Organismen ordenen (blz. 246)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Ordening
4.2 Organismen ordenen (blz. 246)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.2 organismen ordenen
zelf aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je organismen indelen door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken.
- kan je de kenmerken noemen van de cellen van bacteriën, schimmels, planten en dieren.

Slide 3 - Tekstslide

Inleiding
Door te ordenen krijg je overzicht. Boeken in de bibliotheek staan op alfabet en verf in de bouwmarkt staat op kleur.

Ook organismen kan je op basis van gemeenschappelijke kenmerken indelen in groepen.

Slide 4 - Tekstslide

4.2 Organismen ordenen
Alle organismen op aarde kun je indelen in 2 hoofdgroepen:
de prokaryoten en de eukaryoten.

Prokaryoten hebben geen celkern en zijn altijd eencellig.
Bacteriën zijn prokaryoten.

Eukaryoten hebben wel een celkern en kunnen eencellig of meercellig zijn. Tot de eukaryoten behoren de planten, de schimmels en de dieren.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

4.2 Organismen ordenen
Alle organismen bestaan uit 1 of meer cellen. Deze cellen hebben allemaal een celmembraan, cytoplasma en chromosomen.

Naast deze overeenkomsten zijn er ook veel verschillen.

Slide 7 - Tekstslide

4.2 Organismen ordenen
Bij de indeling van organismen kijken biologen naar de kenmerken die verschillen:
  • - aantal cellen
  • - aanwezigheid van celkernen
  • - aanwezigheid van celwanden
  • - aanwezigheid van bladgroenkorrels
  • - relatieve grootte

Slide 8 - Tekstslide

aantal cellen
Er zijn eencellige organismen en meercellige organismen.

Bacteriën zijn eencellig. Ze bestaan maar uit 1 cel. Ook schimmels, planten en dieren kunnen eencellig zijn. Voorbeelden van eencellige eukaryoten zijn gist, boomalg en het pantoffeldiertje.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

aanwezigheid van celkernen
Cellen van schimmels, planten en dieren hebben een celkern.

Bacteriën hebben geen celkern.
Doordat bacteriën geen kernmembraan hebben, liggen de chromosomen los in het cytoplasma.

Slide 11 - Tekstslide

aanwezigheid van celwanden
Dieren onderscheiden zich van alle andere organismen doordat ze om hun cellen geen celwanden hebben.

Bacteriën, schimmels en planten hebben wel celwanden om hun cellen.

Slide 12 - Tekstslide

aanwezigheid van bladgroenkorrels
Alleen bij planten komen in het cytoplasma bladgroenkorrels voor.
In bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.

Bacteriën, schimmels en dieren hebben geen bladgroenkorrels.

Slide 13 - Tekstslide

relatieve grootte
De cellen van organismen verschillen in grootte. Een bacteriecel is veel kleiner dan de meeste cellen van schimmels, planten en dieren.

Om bacteriën goede te zien heb je een elektronenmicroscoop nodig.

De grootte in verhouding tot de cellen van andere organismen noem je de relatieve grootte.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

4.2 Organismen indelen
Door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken kun je organismen verder indelen in steeds kleinere groepen.

Vier rijken zijn bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Elk rijk kun je verder indelen in stammen, enz.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide