Week 12_N3HV_Les 1_ GWS § 4 + 6_Tussenwerpsel + woordsoort van die, dat en wie

Dinsdag, 18 maart 2025
Ik kan/weet:

  • tussenwerpsels herkennen en gebruiken in een zin.
  • de woordsoort benoemen van de woorden die, dat en wie, die tot verschillende woordsoorten kunnen behoren.

Pak eerst je leesboek, want we gaan 20 minuten stil lezen. 
timer
20:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dinsdag, 18 maart 2025
Ik kan/weet:

  • tussenwerpsels herkennen en gebruiken in een zin.
  • de woordsoort benoemen van de woorden die, dat en wie, die tot verschillende woordsoorten kunnen behoren.

Pak eerst je leesboek, want we gaan 20 minuten stil lezen. 
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:
Tjonge, dat was een zware klus, nietwaar?
Ai, dat ziet er pijnlijk uit!
Ach, het komt wel goed!

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica WS, §4 Tussenwerpsel
  • Wat zijn tussenwerpsels?
      - Tussenwerpsels zijn woorden die emoties, reacties of geluiden uitdrukken.
      - Ze staan vaak los in een zin en hebben geen grammaticale functie. 

  • Soorten tussenwerpsels:
      - emotionele tussenwerpsels --> gevoelens uitdrukken (ach, bah, o jee, etc.)
      - aanspreek- en roepwoorden -->
    iemands aandacht trekken (hé, ho, pssst, hallo, etc.)
      - klanknabootsingen --> geluiden nadoen (boem, pang, miauw, knal, etc.)

  • Waarom gebruiken we tussenwerpsels?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zo vind je tussenwerpsels
Tussenwerpsels....
  • zijn uitroepen, korte vraagwoorden en klanknabootsingen;
  • staan meestal aan het begin of aan het einde van een zin;
  • kunnen niet van vorm veranderen; worden hooguit herhaald:
      poehpoeh; tjongejonge.

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Tussenwerpsels staan los en worden vaak gevolgd door een komma of uitroepteken!

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Grammatica woordsoorten, §4 

Markeer in de zinnen a tot h de tussenwerpsels.


Let op! Je werkt samen met je groepje en overlegt op fluistertoon.

Ben je klaar? Werk aan Woordenschat 3 (online)
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

§10- lastig te benoemen woorden- die, dat, wie ,wat
die/dat
Om de woordsoort van die en dat vast te stellen, kun je het woord vervangen door deze of dit. Als dat kan, zijn die en dat aanwijzend voornaamwoord. Voorbeelden:
a Je kunt die (1) film die (2) dat (3) meisje heeft aangeraden, niet meer zien.



In zin a kun je die (1) en dat (3) vervangen door deze en dit. Het zijn aanwijzende voornaamwoorden. Je kunt die (2) niet vervangen; die (2) is een betrekkelijk voornaamwoord; het verwijst immers naar een antecedent: die film.

Slide 8 - Tekstslide

§10- lastig te benoemen woorden- die, dat, wie ,wat
b Ik heb gehoord dat (4) die (5) film niet meer draait.

In zin b kun je die (5) vervangen door deze, maar dat (4) kun je niet vervangen door dit.
Dat (4) is hier een onderschikkend voegwoord; het staat immers aan het begin van een bijzin.







Slide 9 - Tekstslide

Heeft die bekende nieuwslezer ook Wie is de Mol gepresenteerd?
- die
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onderschikkend voegwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wetenschappers hebben ontdekt dat bij kikkers ledematen aangroeien na amputatie. - dat
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord (mia)
C
onderschikkend voegwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Koningin Maxima was nog nooit eerder in dat museum. - dat
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onderschikkend voegwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Voor de volgende les...
Ik kan/weet:
- verschillende soorten tussenwerpsels herkennen en gebruiken in een zin.
- de woordsoort benoemen van de woorden die, dat en wie, die tot verschillende woordsoorten kunnen behoren.
- de betekenis van de woorden van Woordenschat 3.

De opdrachten van Grammatica Woordsoorten §4 en §6 en Woordenschat 3 zijn (online) gemaakt.

Heb je vragen of kom je ergens niet uit? Schrijf je in voor een tunk-uur Nederlands.

Slide 13 - Tekstslide