Tekst 3
Een boodschappenlijst voor een Duits recept
Situatie: Je gaat koken met je vriend(in) uit Duitsland en schrijft een lijstje van wat je nodig hebt.
Instructie: Vertel wat je gaat maken, welke ingrediënten je nodig hebt en vraag of ze iets mee willen nemen.
Taalgebruik: Gebruik woorden zoals brauchen, kaufen, müssen en wees concreet in je beschrijving.
Tekst 4
Een brief aan een gastgezin
Situatie: Je gaat op uitwisseling naar Duitsland en schrijft een brief aan je gastgezin.
Instructie: Stel jezelf kort voor, vertel iets over je hobby's en wat je hoopt te doen in Duitsland.
Taalgebruik: Gebruik persoonlijke voornaamwoorden en eenvoudige beschrijvingen zoals ich heiße, ich wohne in, ich mag.