In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Crisis in de Verenigde Staten
1929
Overproductie van fabrieken
Kopen op afbetaling
Teveel vertrouwen in aandelenhandel
Slide 1 - Tekstslide
Beurskrach 1929
1929 was er in Amerika een beurskrach: in één klap waren aandelen minder waard.
Veel mensen verloren hierdoor hun spaargeld en konden niet veel meer uitgeven.
Bedrijven kwamen hierdoor in de problemen: ze verkochten minder en moesten mensen ontslaan. Die kochten dan ook niks meer.
Als gevolg daarvan werd er nog minder bij bedrijven gekocht: ze gingen failliet.
Landen in Europa werden ook bij de crisis betrokken.
Ook in Nederland moesten bedrijven en fabrieken sluiten: het aantal werklozen in Nederland steeg tussen 1929 en 1935 van 22.000 tot bijna een half miljoen.
Slide 2 - Tekstslide
Crisis in Nederland
Nederland wordt zwaar door de crisis geraakt: de handel met de VS en Duitsland komt vrijwel stil te staan.
Bedrijven en fabrieken moeten de deuren sluiten.
Tussen 1929 en 1935 stijgt de werkloosheid van 22.000 naar 500.000
Een werkloze bakker uit het Gelderse Twello 'verkoopt' zichzelf op een marktplein in Deventer (Overijssel).
Slide 3 - Tekstslide
Stempelen voor 'de Steun'
Sommige arbeiders hebben een werkloosheidsverzekering: 60 dagen een uitkering, waarna ze alsnog moeten aankloppen bij de overheid
Vanuit de overheid is er nauwelijks steun: alleen werklozen tussen 21 en 60 jaar krijgen de steunuitkering.
Hiervoor moeten ze 2 keer per dag in de rij staan om te stempelen.
Dit is vooral bedoeld om zwartwerken en fraude te voorkomen.
Slide 4 - Tekstslide
Werkverschaffingsprojecten
Net als in andere landen probeert de overheid werklozen aan werk te helpen met werkverschaffingsprojecten.
Grote projecten zoals het Amsterdams Bos en de Afsluitdijkhelpen mannen aan werk en een beetje inkomen.
Slide 5 - Tekstslide
Vernedering
De steun is vaak te laag, daarom moeten mensen ook andere hulp krijgen.
Zo krijg je bijvoorbeeld kleding, maar daar staat wél een stempel in: iedereen kan dat zien.
Je hoeft geen rijwielbelasting te betalen, maar ook dát kan iedereen zien: er is een gat geboord in het belastingplaatje.
Een belastingplaatje van iemand die geen belasting kon betalen: er is een gat in geboord.
Slide 6 - Tekstslide
Aanpassingspolitiek
1934
De Nederlandse regering van minister-president Colijn besluit dat er minder uitgaven moeten zijn, omdat er minder inkomsten zijn: Nederland moet zich aanpassen.
Lonen van ambtenaren en bij de werkverschaffing gaan omlaag, net als de steunuitkering. Het maakt de problemen alleen maar groter...
Slide 7 - Tekstslide
Doel van de aanpassingspolitiek
Door lagere lonen worden producten goedkoper: de export neemt toe
Als de inkomsten en uitgaven gelijk zijn, dan heeft regering geen schulden
‘Uitzieken van de crisis’, aldus de regering
De aanpassingspolitiek mislukt: Nederland blijft een duur land
Minister-president Colijn houdt een toespraak in de Tweede Kamer in 1935. (Colijn links op foto, staand met zijn handen steunend op de tafel.)
Slide 8 - Tekstslide
Zo ziet Colijn zich graag: de leider die Nederland door de storm (crisis) heen stuurt...
Slide 9 - Tekstslide
...en zo zien sommige Nederlanders hem: als iemand die helemaal niet helpt, maar mensen laat verzuipen!
'Colijn is een zwijn!', zeggen sommige mensen.
Toch is er berusting bij de meeste Nederlanders. Hoewel niet altijd...
Slide 10 - Tekstslide
Jordaanoproer
1934
De verlaging van de steun én de verhoging van de huur zorgen voor rellen in de Amsterdamse wijk De Jordaan. Vijf mensen komen om het leven.
De verlaging blijft. Er verandert maar één ding: de straten krijgen asfalt, zodat er niet meer met stenen kan worden gegooid.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
1929: Beurskrach
In 1929 was er in Amerika een beurskrach: in één klap waren aandelen minder waard.
Veel mensen verloren hierdoor hun spaargeld en konden niet veel meer uitgeven.
Bedrijven kwamen hierdoor in de problemen: ze verkochten minder en moesten mensen ontslaan. Die kochten dan ook niets meer.
Als gevolg daarvan werd er nog minder bij bedrijven gekocht: ze gingen failliet.
Landen in Europa werden ook bij de crisis betrokken.
Ook landen in Nederland moesten bedrijven en fabrieken sluiten: het aantal werkelozen in Nederland steeg tussen 1929 en 1935 van 22.000 tot bijna een half miljoen.
Slide 13 - Tekstslide
Hulp aan werkelozen
Werkelozen kregen nauwelijks steun van de overheid.
Sommigen hadden een werkeloosheidsverzekering: dan kregen ze zestig dagen lang een uitkering.
Werkeloze mannen (21-60 jaar) kregen een steunuitkering.
Hiervoor moesten ze een of twee keer per dag stempelen.
De overheid probeerde werkelozen aan het werk te helpen in werkverschaffingsprojecten, zoals het aanleggen van kanalen en dijken.
Het bekendste werkverschaffingsproject is de aanlegging van de afsluitdijk (1932).