Dictee werkwoordspelling

Spelling
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les 


  • twee dictee zinnen 
  • herhaling werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

Dictee 

Slide 3 - Tekstslide

Dictee 
  1. Hans is regelmatig gepikeerd, omdat zijn motoriek niet altijd zo verfijnd is dan dat hij zou willen.
  2. Wij moeten die patiënt heel autoritair begeleiden, anders neemt hij een loopje met de begeleiding.

Slide 4 - Tekstslide

Oefeningen
Je krijgt oefeningen op het gebied van werkwoordspelling in de tegenwoordige en verleden tijd. Let goed op het gebruik van hoofdletters en leestekens.
Succes!

Slide 5 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in.
'Mijn moeder ... (verwaarlozen) haar vriendschap met de buurvrouw.' tt

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'De helikopter ... (landen) op het verkeerde veld.' vt

Slide 7 - Open vraag

In welke zin is het voltooid deelwoord juist gespeld?
A
Hij heeft haar weer niet herkent.
B
De brief moet door iedereen worden beantwoord.
C
Dat voorval is al veel vaker gebeurt.
D
Jacques is naar het platteland verhuist.

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'Wij rekenen erop dat iedereen de club ... (ondersteunen).' tt

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'De buren ... (ontwikkelen) een oppasschema.' vt

Slide 10 - Open vraag

In welke zin is het werkwoord in de tt juist gespeld?
A
Vermoedt jij dat hij aan de drank is?
B
Jan beantwoord de e-mail van Susan.
C
Wij groetten de nieuwe bewoners.
D
Word jij morgen verwacht op school?

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'Ik heb jou met een bos bloemen (verrassen).'

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'Mijn broer ... (gamen) drie uur per dag.' tt

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'Het ... (bevreemden) ons niet dat hij niet kwam opdagen.' vt

Slide 14 - Open vraag

Wat is juist?
Het werkwoord 'verzenden' is...
A
een zwak werkwoord
B
een sterk werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'Marja en Isa ... (geloven) niet dat ze geen examen kunnen maken.' tt

Slide 16 - Open vraag

Welke zin is in de verleden tijd geschreven?
A
Chana wil het er niet mee eens zijn.
B
Ik beantwoord die e-mail wanneer het mij uitkomt.
C
De fabriek heeft nogmaals nieuwe flessen geproduceerd.
D
De deelnemers vragen het hemd van ons lijf.

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'De cliënten ... (lachen) ons uit in ons gezicht.' vt

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'Ik ... (verwachten) jou morgen op dit tijdstip.' tt

Slide 19 - Open vraag

In welke zin staat een voltooid deelwoord?
A
Die crimineel heeft de werkgever ontvoerd.
B
Ik belandde met beide benen op de grond.
C
Sjanet doorliep de verschillende stappen.
D
Dat controleert de conciërge.

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'De docent ... (bereiden) de les goed voor.' vt

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.
'... (Worden) jij hier ook zo moe van?'

Slide 22 - Open vraag

In welke zin is het werkwoord op de juiste manier vervoegd in de tegenwoordige tijd?
A
Jasper bied ondersteuning aan de cliënt.
B
U hebt hier geen tijd meer voor.
C
Wij wilden hier niet meer aan meedoen.
D
Wij vervoegden dit woord.

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
'Carla en Jasmine (bereiden) zich voor op het ergste.' vt

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide