Unit 3.2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Grammar:
Word order (= woordvolgorde)

I an apple eat in bed every morning.

Slide 2 - Tekstslide

Word order
Plaats voor tijd 

  • We go shopping in Den Bosch
  • We go shopping  every Saturday
  • We go shopping in Den Bosch every Saturday

Slide 3 - Tekstslide

Word order
LET OP:

Wil je nadruk leggen op de TIJD?
Dan mag dit ook vooraan in de zin.

Every Saturday, we go shopping in Den Bosch.

Slide 4 - Tekstslide

Word Order
they
going
where
tonight?
are

Slide 5 - Sleepvraag

Word Order
my
is
movie
Harry Potter
favourite

Slide 6 - Sleepvraag

Word Order
where
are
you
living
now?

Slide 7 - Sleepvraag

Word Order
to
tomorrow
they
skiing
go
want

Slide 8 - Sleepvraag

Word Order
currently
is
there
Anna
staying

Slide 9 - Sleepvraag

What is the correct word order?
We
have been practicing
word order
last week

Slide 10 - Sleepvraag

Unit 3 Australia grammar recap 3.4

Veel
Weinig
Een beetje

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zeg je ' VEEL' in het Engels?
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 12 - Quizvraag

MUCH
- Kan geen an of a voorstaan
- Is enkelvoud
- Is ontelbaar

EXAMPLES:
- Rain/fire/water

Slide 13 - Tekstslide

MANY
- Is meervoud
- Is telbaar

EXAMPLES:
Apple/dog/bottle

Slide 14 - Tekstslide

Weinig
Few                                                                       Little  
Telbare woorden                                             Niet telbare woorden
There are few people in school               There is little time.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zeg je ' WEINIG' in het Engels?
A
few
B
little

Slide 16 - Quizvraag

Een paar/beetje
a few                                                                     a little  
Telbare woorden                                             Niet telbare woorden
There are a few people in school            There is a little time left.

Door het woordje A verandert dus de betekenis van een zin:
There are a few people = er zijn een paar mensen
There are few people = er zijn weinig mensen

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zeg je ' EEN PAAR/EEN BEETJE' in het Engels?
A
a few
B
a little

Slide 18 - Quizvraag

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is juist?
..... milk
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

Wat is juist?
..... friends
A
much
B
many

Slide 22 - Quizvraag

Wat is juist?
..... homework
A
much
B
many

Slide 23 - Quizvraag

Did you see ............ animals in the zoo? (veel)
A
much
B
many
C
lots of
D
a lot of

Slide 24 - Quizvraag

... sugar
A
much
B
many

Slide 25 - Quizvraag