De hersenen groeien na je kleutertijd niet meer, maar ontwikkelen zich
nog wel.
B
De hersenwetenschap blijkt een onbekende, verrassende wetenschap
te zijn.
C
De omvang van de hersenen groeit tot je tweeëntwintigste levensjaar.
D
De technieken in de hersenwetenschap zijn sinds 1990 hopeloos
verouderd.
Slide 5 - Quizvraag
Boven welke alinea past het kopje Intelligentie het beste?
A
Alinea 5
B
Alinea 6
C
Alinea 7
D
Alinea 8
Slide 6 - Quizvraag
De laatste alinea heeft twee functies. Welke twee functies zijn dit?
A
een conclusie geven en een samenvatting geven
B
een nieuw gegeven bespreken en een conclusie geven
C
een samenvatting geven en een toekomstverwachting uiten
D
een toekomstverwachting uiten en een nieuw gegeven bespreken
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste doel van deze tekst? De tekst wil de lezer...
A
ervan overtuigen dat pubers niets aan hun gedrag kunnen doen.
B
ervan overtuigen dat het impulsieve handelen van pubers tijdelijk is.
C
informeren over de hersenverandering bij pubers.
D
informeren over de persoonlijkheidsstructuur van pubers.
Slide 8 - Quizvraag
In alinea 4 wordt gezegd dat in een aantal delen van de hersenen neuronen afsterven. Wat is volgens de tekst het voordeel van het afsterven van deze neuronen?
Slide 9 - Open vraag
Over welk deel van de hersenen gaat het in de tekst Puberbrein?
Slide 10 - Open vraag
Lees alinea 9 van de tekst Puberbrein nogmaals precies. Hierin wordt verteld over het ongeluk van spoorwegarbeider Phineas Gage. Waarom geeft de schrijver dit voorbeeld in een tekst die gaat over het puberbrein?