uitscheiding basiszorg
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
wat is ontlastingincontinentie?
Slide 2 - Open vraag
3 symptomen van ontlastingincontinentie zijn?
A
ongewild verlies van ontlasting, jeuk bij anus, geen aandranggevoel hebben
B
goed kunnen ophouden van de def., pijn bij anus, ongecontroleerd winden laten
Slide 3 - Quizvraag
noem een oorzaak van incontinentie ontlasting?
Slide 4 - Open vraag
Een behandeling bij ontlasting incontinentie is?
A
er is geen behandeling mogelijk
B
bekkenbodemfysiotherapie
Slide 5 - Quizvraag
wat is je taak bij de verzorging van een zorgvrager met ontlasting incontinentie?
Slide 6 - Open vraag
wat is zindelijkheid?
Slide 7 - Open vraag
Het begrip Polyurie betekent?
A
minder dan 2 liter plassen
B
minder dan 500 ml plassen
C
meer dan 2 liter plassen
D
50 ml plassen
Slide 8 - Quizvraag
aan de kleur van urine kan je zien of een zorgvrager te weinig gedronken heeft?
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Waarom is het wegen en een vochtbalans bijhouden van een zorgvrager belangrijk?
Slide 10 - Open vraag
aan welke voorwaarden moet worden voldaan om goed te kunnen plassen?
Slide 11 - Open vraag
noem minstens 3 symptomen van een UWI?
Slide 12 - Open vraag
goed laten uitplassen is een voorbeeld van een advies om urineweginfectie te voorkomen
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
benoem de 5 soorten van urine- incontinentie
Slide 14 - Open vraag
onder volledige urine incontinentie verstaat men?
A
mensen kunnen de weg niet vinden naar het toilet
B
bij inspanning verliest men urine
C
zorgvragers voelen aandrang en moeten meteen urineren
D
de zorgvrager verliest dag en nacht urine dat naar buiten druppelt
Slide 15 - Quizvraag
wat zijn kenmerken van vochtletsel?
A
roodheid (purperen kleur), oedeem, niet scherp afgelijnd
B
geen oedeem, roodheid, scherp afgelijnd
Slide 16 - Quizvraag
waar let je op bij het aandoen van incontinentiemateriaal?
Slide 17 - Open vraag
braken,overgeven is hetzelfde als vomeren?
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
als je sputum observeert kijk je naar?
A
hoeveelheid, proeven, zachtheid, kleur
B
hoeveelheid, kleur, consistentie, geur
Slide 19 - Quizvraag
wat is fecaal braken?
Slide 20 - Open vraag
wanneer kan men hevig transpireren?
Slide 21 - Open vraag
menstruatie is een mengeling van?
A
slijmvliesrestjes, rode slijmresten, vocht
B
bloed, vocht en gele slijmvliesresten
C
slijmvliesresten, bloed, kleine bloedstolsels, vocht
D
gewoon alleen bloed met bloedstolsels
Slide 22 - Quizvraag
Noem 2 hulpmiddelen die men kan gebruiken om te zorgvrager te ondersteunen bij de toiletgang
Slide 23 - Open vraag
Noem 2 toegangswegen om te katheriseren
Slide 24 - Open vraag
eenmalig katheriseren betekent dat een katheter voor een langere tijd blijft zitten
A
waar
B
onwaar
Slide 25 - Quizvraag
Als je een katheterventiel gebruikt heb je een opvangzak nodig?
A
waar
B
onwaar
Slide 26 - Quizvraag
Hoe blijft een verblijfskatheter in de blaas zitten?
Slide 27 - Open vraag
Er bestaat een urinedagzak en een urinenachtzak
A
waar
B
onwaar
Slide 28 - Quizvraag
een condoomkatheter is hetzelfde als een verblijfskatheter
A
waar
B
onwaar
Slide 29 - Quizvraag
waarom is aseptisch werken bij zorgvragers met een katheter belangrijk?
Slide 30 - Open vraag
Hoe verzorg je een zorgvrager met een blaaskatheter
Slide 31 - Open vraag
Een katheterzak hang je altijd laag zodat de urine goed kan afvloeien
A
waar
B
onwaar
Slide 32 - Quizvraag
een urinestick gebruikt men als een snel urineonderzoek uitslag wilt hebben over een ontsteking
A
waar
B
onwaar
Slide 33 - Quizvraag
feces is hetzelfde als ontlasting
A
waar
B
onwaar
