Must/Should/Have to

Wat betekent "have to" in de zin:
I have to turn on my camera in this online lesson.
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat betekent "have to" in de zin:
I have to turn on my camera in this online lesson.

Slide 1 - Open vraag

Wat betekent "should" in de zin "We should also pay attention, but there is a PS4 right next to me...."

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent "must" in de zin "Everyone is leaving the call, the lesson must be over."

Slide 3 - Open vraag

Alle drie de woorden betekenen dus 'moeten'?
Yup.
Nah.

Slide 4 - Poll

Maar wel net iets anders...

Slide 5 - Tekstslide

Moet Echt Heel Nodig
Moet Neutraal
Zou Eigenijk Moeten
have to
must
should

Slide 6 - Sleepvraag

Have to
- komt het vaakst voor
- informeel
- is niet hoogst nodig
- is geen advies

Slide 7 - Tekstslide

My boyfriend has to do the dishes after dinner. 
I have to water all of my plants once a week.
You have to buy a ticket before you go to a concert. 


Slide 8 - Tekstslide

Must
- MOET echt
- vaak van iemand anders
-formeel
- iets moet wel zo zijn, dat kan niet anders

Slide 9 - Tekstslide

You haven't eaten all day? You must be hungry!
He's the expert, he must be right.
Our teacher has 70+ plants, she must be crazy.

Slide 10 - Tekstslide

You must stay at home after 9 p.m.
You mustn't shake hands.
You must be an administrator to install this software. 

Slide 11 - Tekstslide

Should
- zou moeten
- advies of aanbeveling

Slide 12 - Tekstslide

You should eat two pieces of fruit every day. 
You should know when to use "have to",  "must" and "should".
They should buy Fair Trade clothing.

Slide 13 - Tekstslide

Moet Echt Heel Nodig
Moet Neutraal
Zou Eigenijk Moeten
have to
must
should

Slide 14 - Sleepvraag

You ...... see a doctor if you're not feeling well.
A
must
B
should
C
have to

Slide 15 - Quizvraag

Do you ........... wear school uniforms in the Netherlands?
A
must
B
should
C
have to

Slide 16 - Quizvraag

Passengers ..... fasten their seatbelts.
A
must
B
should
C
have to

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf een samenvatting van deze uitleg: je gebruikt Have to als... Should als... en Must als...

Slide 18 - Open vraag